degevoerde tolk begreep geen enkel woord van hunne taal.
Nieuwe dieren of vogels waren hier niet ge von den, maar
onder de sieraden door deze Papoa’s gedragen, had men ook
de vederen van paradijsvogels opgemerkt, ten bewijze datdeze
vogels, zooals men trouwens verwachten
mocht, bun verblijfplaats ver in deze rich-
ting en waarschijnlijk over geheel Nieuw-
Guinea uitstrekken (53).
Het is opmerkelijk dat met een zoo uiterst
lagen trap van beschaving een zekere ruwe
kunstzin gepaard gaat. De lieden van Dorek
zijn groote liefhebbers van snij- en schil-
^ derwerk. De buitenzijde hunner huizen is,
| overal waar zieh sleckts een plank vertoont,
* met ruwe doch karakteristieke figuren ver-
| sierd. De in een hooge spits of sneb uitlooj
pende achtersteven hunner prauwen prijkt
* met massa’s van open filagrijn werk, gesne-
| den uit groote blokken hout en dikwijls van
m zeer smaakvolle teekening. Aan het uiteinde
dier snebben ziet men niet zelden een mensck-
~ beeid, waarvan het hoofd met kazuaris-vederen
is bedekt om den Papoeschen raag-
bolskop na te bootsen. De dobbers van
hunne angelsnoeren, de houten vormers
waarmede zij de klei aanmaken om hunne
potten te bakken, hunne tabaksdoozen en
andere huishoudelijke voorwerpen zijn met
snijwerk van smaakvolle en dikwijls keu-
rige teekening bedekt. Wisten wij niet reeds
van elders, dat zulke smaak en bekwaam-
i i
heid bestaanbaar zijn met de uiterste barbaarschheid, wij zou-
den bezwaarlijk kunnen gelooven, dat ditzelfde volk in andere
zaken een volkomen gemis aan zin voor orde, gemak en be-
tamelijkheid aan den dag legt. En toch is dit het geval. Zij
wonen in de ellendigste, bouwvalligste en morsigste hutten,
waarin alles wat naar huisraad zweemt ten eenenmale ont-
breekt; geen stoel, bank of tafel wordt er gezien, geen sehuiers
schijnen hun bekend te zijn, en de kleederen die zij dragen,
zijn veelal slechts lompen, uit vuile boomschors of het grofste
lijnwaad bestaande. Op de paden die zij dagelijks bewandelen
om zieh naar hunne kostgronden te begeven, schijnt nooit
een overhangende tak of doornstruik gekört te worden, zoo-
dat men zieh den weg moet banen door een geil struikgewas,
moet kruipen tusschen gevallen boomen en onder doornige
slingerplanten, en moet waden door poelen van modder en
slijk, die nooit opdrogen omdat er de zon niet toe doordrin-
gen kan. Hun voedsel bestaat schier alleen uit wortelen en
bladgroenten, terwijl wild of visch daarbij eene zeldzame weelde
is , en zij zijn dientengevolge onderhevig aan allerlei huid-
ziekten. Yooral de kinderen vertoonen zieh als ellendige
voorwerpen, over het geheele lichaam met uitslag, puisten en
zweren bedekt. Indien deze lieden geene wilden zijn, waar
zijn die dan te vinden? Toch hebben zij allen een bepaalde
neiging tot de schoone kunsten, en brengen zij hunnen ledigen
tijd door met het vervaardigen van kunststukken waarvan
zelfs in onze teekenscholen de goede smaak en sierlijkheid
zou bewonderd worden.
Gedurende den laatsten tijd van mijn verblijf op Nieuw-
Guinea was het weder zeer vochtig, mijn eenige jager was
ziek, en vogelen werden zeer schaarsch, zoodat mij als eenige
toevlucht de insectenjacht overbleef. Ik mäakte van ieder uur
van günstig weder vlijtig gebruik en ving dagelijks een aantal
.nieuwe soorten. Elke doode boom en gevallen stronk werd
telkens en telkens weder onderzocht; en onder de dorre
en rottende bladeren van zekere boomen die geveld waren,
23*