dier heeft roode, kale eeltplekken, en een zweem van een
s ta a rt, die echter nauw een duim lang is , en niet veel meer
dan een vleezige knobbel, die gemakkelijk kan worden voorbij-
gezien. Het is dezelfde soort die overal wordt gevonden in de
bosschen van Celebes, en daar geen van de andere zoogdieren
van dat eiland zieh tot Batjan uitstrekt, ben ik geneigd te ge-
looven, dat deze soort hier bij toeval is ingevoerd door de
zwervende Maleiers, die dikwijls getemde apen en anderedieren
met zieh voeren. Dit wordt te waarschijnlijker, wanneer men
bedenkt, dat dit dier niet voorkomt op Halmaheira, ofschoon dit
slechts door een zeer smalle straat van Batjan gescheiden is.
De overbrenging kan zelfs tot een zeer laat tijdperk behooren,
daar op een vruchtbaar en door weinig dieren bewoond eiland,
znlk een dier zieh met snelheid kan vermenigvuldigen. De
eenige andere zoogdieren die ik hier mächtig werd, waren
een Oostersche opossum, door Dr. Gray beschreven als Cus-
cus ornatus; de kleine vliegende opossum Belideus Ariel; eene
civetkat, Viverra zibetha, en negen soorten van vledermuizen ,
waarvan ik de kleinere meestal ving met mijn kapellennet,
terwijl zij in de schemering voorbij mijn huis heenvlogen (26).
Na lang uitstel, veroorzaakt door siecht weder.en de ziekte van
een mijner bedienden, besloot ik een bezoek te brengen aan Kasi-
roeta, de vroegere verblijfplaats van den Sultan, gelegen op eeni-
gen afstand van de monding eener kleine rivier, dicht bij het noor-
delijk gedeelte van Batjan (“6) , waar men mij zeide dat vele
zeldzame vogels gevonden worden. Nadat mijne boot reeds geladen
en alles gereed w a s , werd mijne afvaart drie dagen lang
door hevige rukwinden verhinderd, en het duurde tot den 31sten
Maart eer wij van wal staken. Den volgenden morgen vroeg
voeren wij de kleine rivier binnen, en na ongeveer een uur
bereikten wij het huis van den Sultan, waarvan ik verlof had
gebruik te maken. Het was gelegen op den rivieroever en om-
ringd door een woud van vruchtboomen, waaronder ik eenige
van de hoogste en bevalligste kokospalmen aantrof, die ik
ooit heb gezien. Het regende bijna dien ganschen dag, en ik
kon niet veel meer doen dan lossen en ontpakken. Tegen den
namiddag helderde het weder op, en ik poogde een onderzoek
in verschillende richtingen in te stellen, maar tot mijne bittere
teleurstelling bevond ik , dat het pad een moeras van modder
was bijna volstrekt onbegaanbaar, en dat het omringend woud
zoo vochtig en somber was, dat het, wat insecten betreft, al
zeer weinig beloofde. Bij onderzoek bleek mij dan ook, dat de be-
volking geen land ontgint, maar alleen leeft van sago, vruch-
ten , visch en wild. Ook leidde het pad slechts naar een steilen
rotsigen berg, even moeilijk te bestijgen als arm in de voort-
brengselen die ik zocht. Den volgenden dag zond ik mijne
manschappen naar dien heuvel, in de hoop, dat zij eenige goede
vogels zouden vinden; maar zij keerden terug met slechts twee
gewone soorten, en ik zelf had niets kunnen bekomen, daar
ieder pad dat ik had ingeslagen, naar moerassen met dichte
sago-plantsoenen voerde. Ik zag in, dat ik mijn tijd zou ver-
morsen door hier langer te vertoeven, en besloot reeds den volgenden
dag te vertrekken.
Dit is een dier plekken waarvan zieh de Europesche natuur-
onderzoeker zoo moeilijk een denkbeeid kan maken, waar met
al den rijkdom van een tropischen plantengroei, j a , misschien
juist door die weelderigheid der vegetatie, insecten even schaarsch
zijn als in de onvruchtbaarste deelen van Europa en nauwelijks
meer in het oog loopen. In de gematigde luchtstreek heerscht
eene tamelijk gelijkmatige verspreiding van insecten over die
deelen van een land die een gelijksoortigen plantengroei heb-
ben, en worden afwijkingen van dien regel gemakkelijk ver-
klaard uit afwezigheid van hout of van eenvormig terrein. De
reiziger die zulk een land ook maar vluchtig doortrekt, kan
toch gemakkelijk eene piek uitzoeken, geschikt om hem van
zijne insectenwereld een voldoend denkbeeid te geven. Maar