deining, door de windvlaag teweeggebracht, gaf zulke ruk-
ken aan onzen kabel, dat hij plotseling diep onder bet water
afknapte. Wij dreven nu naar zee en heschen onmiddellijk ons
groot-zeil, maar wij waren nu zonder eenig anker; en met
een scbip dat zoo slecbt bemand was dat wij niet in Staat
waren tegen den zwaksten strcom of den flauwsten wind op
te roeien, zou het waanzin geweest zijn de nadering dezer
gevaarlijke stranden anders dan met een volkomen kalme zee
te beproeven. Ook liadden wij nog slecbts voor drie dagen
leeftocbt. Er viel dus niet aan te denken om zonder bulp ver-
dere pogingen te doen om de punt om te zeilen, en ik besloot
dadelijk den steven te wenden naar het dorp Gani di loear,
omstreeks tien mijlen verder noordwaarts, waar ik vernomen
had dat eene goede haven was, en waar wij ons leeftocht en
de hulp van eenige roeiers zouden kunnen verschaffen.
Tot hiertoe' hadden winden en stroomen zieh onveranderlijk
tegen onzen tocht zuidwaarts verzet, en wij hadden dus eeni-
gen grond om te verwachten dat zij ons günstig zouden zijn,
nu wjj den tegenovergestelden koers wilden volgen. Maar nn
ontstond er oogenblikkelijk windstilte, en een oogenblik later
stak een westelijke landwind op, waarbij wij geen baat von-
den, zoodat wij wederom uren lang moesten roeien, en toen
de nacht inviel, het dorp nog niet bereikt hadden. Wij waren
echter gelukkig genoeg om een diepe, goed beschütte kreek
te vinden, waar het water volkomen eifen was, en wij maak-
ten een tijdelijk anker door een zak met steenen van onzen
ballast te vullen, die, met een net werk van rotans omwoeld,
ons- voor dien nacht genoegzame veiligheid verschaffe. Den
volgenden morgen gingen mijne manschappen aan wal om hout
te kappen, geschikt voor het vervaardigen van nieuwe ankers,
en daar, omstreeks den middag, de stroom in ons voordeel
veranderde, vervolgden wij den tocht naar het dorp, waar
wij eene uitstekende en wel-beschutte ankerplaats vonden.
Bij navraag bleek mij dat de hoofden van dit district ver-
blijf hielden in het andere Gani, aan de Westzijde van het
schiereiland (4) , en het was noodig boden derwaarts te zen-
den (die eene halve dagreis hadden af te leggen), om hen
van mijne komst te onderrichten en om bijstand te verzoeken.
Yervolgens gelukte het mij een weinig sago, gedroogd herte-
vleesch en kokosnoten te koopen, waardoor ten minste onze
dadelijke behoefte om iets te eten te hebben, bevredigd werd.
Wij sliepen dien nacht gernst op onze prauw, die aan den
zak met steenen veilig genoeg vastlag.
Den volgenden dag (12 October) gingen mijne manschappen
aan ’t werk om ankers en riemen te maken. Het echte Ma-
Maleisch anker.
leische anker is vernuftig vervaardigd uit een stuk taai hout,
met een weerhaak die tot arm dient, en tot versterking met ge
vlochten rotans stevig aan den stam gebonden is, terwijl het
kruis bestaat uit een langen platten steen, die op dezelfde
wijze aan het hout is vastgeheebt. Als deze ankers wel ge-
maakt zijn, houden zij uitstekend goed, en wegens de kost-
baarheid van het ijzer, worden zij nog bijna algemeen gebruikt
aan boord van de kleinere prauwen. Des namiddags kwamen
de hoofden over, en beloofden mij zoovele roeiers als ik in
mijne- prauw kon plaatsen, terwijl zij ons eenige eieren en een
weinig rijst medebrachten, welk een en ander ons bijzonder