het als eene hoofdafdeeling in de geographische verspreiding
der dieren aan te merken. Onder zijnc 30 papegaaien zijn de
Groote Z warte Kaketoe en de kleine stijfstaartige Nasiterna,
de reus en dwerg van het gansche geslacht. De kaalkoppige
Dasyptilus is onder alle bekende papegaaien een der meest
zonderlinge, terwijl de fraaie kleine, langstaartige Charmo-
syna en de groote verscheidenheid van schitterend gekleurde
lori’s nergens elders hnns gelijken hebben (6). Yan duiven bezit
Nieuw-Guinea ongeveer 40 verschillende soorten, waaronder de
prächtige kroonduiven, thans zoo gewoon in onze diergaarden,
en uitmuntende zoowel door grootte als door schoonheid; de
merkwaardige Trugon terrestris, die de nog zonderlinger Di-
dunculus van de Samoa-eilanden zeer nabij komt (7 ); en het
nieuwe door mij ontdekte geslacht Henicophaps, dat zieh on-
derscheidt door een langen en krachtigen snavel, geheel verschillend
van dien van alle andere duiven (8). Onder zijne 16
ijsvogels telt men de merkwaardige kromsnavelige Macrorhina,
en eene rood-en-blauwe Tanysiptera, de schoonste van dat
schoone geslacht (9). Tot zijne roestvogels behooren de fraaie
naar kraaien zweemende spreeuwen, met schitterend gevederte,
van het geslacht Manucodia; de zonderlinge bleekkleurige kraai
Gymnocorvus senex; de abnormale rood-en-zwarte vliegenvan-
ger Peltops Blainvillei; de zonderlinge kleine lepelbekkige
vliegenvangers van het geslacht Machaerirhynchus; en de sierlijke
blauwe vliegenvanger winterkoninkjes, Todopsis geheeten ( I0).
De zoöloog zal zieh de verscheidenheid en belangrijkheid
der voortbrengselen van dit gebied gemakkelijker kunnen voor-
stellen door de volgende statistieke mededeeling. De gezamen-
lijke landvogels die wij van dit gebied kennen, behooren tot
108 geslachten, waaronder niet minder dan 29 daaraan uit-
sluitend eigen zijn, terwijl 35 andere zieh ook nog wel tot de
Molukken en Noord-Australie uitstrekken, maar zöo dat al
hunne soorten. toch van Nieuw-Guinea afkomstig zijn. Omstreeks
de helft der geslachten van Nieuw-Guinea komen ook
voor in Australie, en ongeveer een derde ook in Indië en het
Indo-Maleisch gebied.
Het is een zeer merkwaardig en tot dusver niet genoeg op-
gemerkt feit, dat zieh ook een zuiver Maleisch element in de
vogels van Nieuw-Guinea vertoont. Men vindt er twee soorten
van Eupetes, een merkwaardig Maleisch geslacht, verwant met
de waterspreeuwen met gevorkten staart; twee soorten van
Alcippe, een Indischen en Maleischen naar ons winterkoninkje
zweemenden vorm; eene Arachnothera, volkomen gelijkende op
de spinnen-jagende honigzuigers van Malakka; twee soorten
van Gracula, de Maina’s van Indië; en een aardigen kleinen
zwarten Prionichilus, een zaagbekkigen vruchtpikker, onge-
twijfeld verwant met den Maleischen vorm, ofschoon misschien
tot een verschillend geslacht te brengen ( n). Nu komt geen
enkele dezer vogels, noch eenige soort die er mede verwant
is, in de Molukken voor, of (met ééne uitzondering) op Celebes
of in Australie ('*), en daar zij meerendeeis vogels zijn
van körte vlucht, kan men zieh moeilijk voorstellen, hoe of
wanneer zij de tussekenruimte van een duizend (Eng.) mijlen,
die hen nu van hunne nauwste verwanten scheidt, kunnen
zijn overgestoken. Zulke feiten wijzen op veranderingen die
land en zee op groote schaal ondergaan hebben, en wel op
eene wijze die, gemeten met den tijd voor eene verandering
van soort vereischt, snel mag genoemd worden. Wanneer wij
over zulke veranderingen nadenken, kunnen wij ons gemak-
kelijk voorstellen, dat er tijden geweest zijn waarin eene ge-
deeltelijke verhuizing naar Nieuw-Guinea kon plaats hebben,
terwijl alle sporen van den weg dien zij volgde, kunnen zijn
uitgewischt door de latere verdwijning van het land dat een-
maal het pad tot den overgang baande.
Yan alles wat de Studie der geologie ons leert, is niets ze-
kerder of indrukwekkender dan de groote onstandvastigheid
30*