ons in Staat stelde in den avond een dorp op Makjan te bereiken.
Hier kocht ik eenige poinpelmoezen (Citrus decumana) en ka-
nari-noten en wat koffie, terwijl ik aan mijne manschappen een
nacht rust gunde.
De ochtend van den 3den was fraai en wij roeiden langzaam
voort längs de kust van Makjan. De kapitein eener kleine prauw,
die voor anker la g , mij op het dek ziende en vermoedende wie
ik was, gaf ons een teeken om Stil te houden en reikte mij
daarop een hrief over van Charles Allen, waarbij hij mij he-
richtte dat hij sedert twintig dagen te Ternate was, en begee-
rig naar mijne komst nitzag. Dit was een welkome tijding,
daar ik over hem evenzeer in zorg verkeerde, en schonk mij
eenige opbenring. Tegelijk stak ook een lichte koelte uit het
Zuiden op, en wij meenden dat wij nu goed weer zouden krij-
gen. Maar spoedig schoot de wind weder uit naar zijn.ouden
hoek, het Westen; dichte wolken pakten zieh samen en over-
dekten den hemel, en in minder dan een half uur hadden wij
de hevigste windvlaag die wij nog op onze geheele reis onder-
vonden hadden. Hadden wij niet nog hijtijds ons groot-zeil kun-
nen strijken, dan hadden de gevolgen zeer ernstig kunnen zijn.
De hui mocht een kleine orkaan genoemd worden, en mijn
oude Boegineesche stuurman hegon weer 'da iläha illa’llähoe (8)”
te roepen, om het gevaar af te wenden. Wij konden alleen
onzen kluiver omhoog houden, die, ofschoon hij bijna aan
flarden woei, ons toch met goede zeemanschap lenzende
hield, terwijl de prauw goed hären plicht deed. Onze kleine (te
Gani gekochte) hoot, die wij op sleeptouw hadden, liep wel-
dra vol water, en werd van ons weggeslagen, zonder dat wij
haar ooit we6r zagen. Na omstreeks een uur begon de woede
van den storm allengs te hedaren en konden wij weder het
groot-zeil hijschen, maar gereefd en ter halver mast. Tegen
den avond klaarde de lucht op en werd het weder Stil, en de
zee, die vrij hoog geweest was, werd weldra weder effen.
Daar ik zelf geen te best zeeman hen, had ik in vrij wat angst
verkeerd, en zelfs de oude stuurman verzekerde mij, dat hij
in zijn gansche leven geen boozer windvlaag gezien had. Hij
was nu meer dan ooit overtuigd van het ongelukkig gesternte
mijner boot en van de heilzame kracht der gewijde olie, die
in alle Boegineesche prauwen door een gat in den hodem wordt
gegoten. Dat wij er heelhuids waren afgekomen en de bui zoo
kort had geduurd, schreef hij alleen toe aan zijn eigen gebe-
den. " Ja ”, zeide hij, al lachende, “dat is de manier waarop
wij steeds aan hoord onzer prauwen handelen; als de nood
aan den man komt staan wij op en schreeuwen onze.gebeden
uit zoo hard wij kunnen, en dan komt Toewan Allah ons
te hulp.”
Na dit ongeval duurde het nog twee dagen eer wij Ternate
bereikten; want onze gewone stilten, huien en tegenwinden hieven
ons hij tot het laatste oogenblik, en zelfs toen wij vlak
voor de stad waren, werden wij door hevige windvlagen naar
onze ankerplaats terug gedreven. Overzien wij mijne geheele
reis in dat vaartuig, van den tijd af toen ik in Mei van Go-
ram afstak, dan blijkt het dat mijne ervaring ten opzichte van
het reizen met inlandsche prauwen niet zeer bemoedigend was.
Eerst liep mijn scheepsvolk weg; toen moest ik twee mannen
een maand lang op een onbewoond eiland achterlaten; tienmaal
stieten wij op koraalriflen; wij verloren vier ankers; de Zeilen
werden door de ratten doorknaagd; onze kleine hoot werd
van het sleeptouw afgeslagen; wij hesteedden 38 dagen aan de
tehuisreize, die er geen twaalf had behooren te kosten; wij
hadden dikwijls gehrek aan voedsel en water; wij hadden geen
kompaslamp, omdat er hij ons vertrek van Waigeoe geen drop-
pel olie te krijgen was; en, om alles te kroonen, gedurende
den gansehen tijd onzer reizen van Goram over Ceram naar
Waigeoe en van Waigeoe naar Ternate, die te zamen 78 dagen,
of slechts 12 dagen minder dan driemaanden, vorderden,
27*