liad hem onmeedoogend tot zelfs het geringste spoor van haar
op de kin ontzegd, en waar niets is om zijn zorgaan te wij-
den, kan ook de bekwaamste tuinier niet veel nitrichten. Doch
het wäre genie zegepraalt over alle zwarigheden. Otschoon er
strikt genomen geen haar op zijn kin groeide, was er tocli,
een weinig ter zijde van dit lichaamsdeel, een kleine moeder-
vlek of sproet, waarop eenige dungezaaide haartjes wiesen. Yan
deze was de meest mogelijke partij getrokken. Zij hadden eene
lengte van vier of vijf dünnen bereikt en vormden een derden
z warten draad die aan de linker zij de van zijn kin bungelde.
De eigenaar droeg dien als een groote merkwaardigheid (en
dat was hij inderdaad), betastte dien telkens met welgevallen,
draaide hem tusschen de vingers, en was op zijn knevels en
baard klaarblijkelijk niet weinig trotsch.
Een der verrassendste bijzonderheden die op Aroe vallen op
te merken, is de buitengewoon läge prijs van alle artikelen
van Europeesch of inlandsch maaksel. Wij waren hier een
paar dnizend Engelsche mijlen verder van de heschaafde wereld
dan Singapore of Batavia, zelven reeds in “het verre Oosten”
gelegen, en op eene plaats die nooit door Europeesche koop-
lieden hezocht wordt en hnn bijna önbekend is. Alles moest
ons hier door ten minste twee of drie handen, en dikwijls veel
meer bereiken. En toch kon men Engelsche ealico’s en Ameri-
kaansche katoenen stoffen voor nog geen vijf gülden per stuk ,
geweren voor 9 gülden, gewone scharen en boslemmer messen
voor 15 centen het stnk, en andere kramerijen, katoenen goederen
en aardewerk voor evenredige prijzen koopen (7). De inboorlingen
van dit afgelegen land knnnen zieh al deze dingen aanschaffen
voor nagenoeg denZelfden prijs als de Europeesche werkman, of
juister gesproken veel goedkooper, omdat de wilde met hetgeen
hij in weinige nren verdient, in overvloed koopen kan wat
voor hem artikelen van weelde zijn, terwijlzij voor den Euro-
peaan tot de eerste levensbehoeften behooren. De barbaar is
door deze goedkoopheid niet gelukkiger, n ie tb e te ra f; integen-
deel heeft zij op hem een allerverderfelijkste uitwerking. Hij
mist den prikkel der noodzakelijkheid om hem tot den arbeid
te drijven; en indien ijzer zoo dnnr w a s’ als zilver, en calico
zoo kostbaar als satijn, zon het voor hem eene weldaad wezen.
Zooais de zaken staan, heeft hij overvloed van ledigen tijd,
kan hij zieh een ruimer hoeveelheid tabak verschaffen, en kan
hij zieh meermalen en dnehtiger aan arak bedrinken; want de
Aroeees is niet tevreden met een kleine roes: — een enkel glas
arak is voor hem sleohts een geringe prikkel, en hij heeft
niet minder dan een paar kan noodig om naar zijn genoegen
dronken te zijn.
Het is niet aangenaam over dien Staat van zaken na te denken.
Ten minste de helft der groote menigte onbeschaafde vol-
ken, wien ons rensachtig fabriekwezen, ons ontzettend kapi-
taal, onze grenzelooze mededinging de voortbrengselen onzer
weefgetouwen en werkplaatsen opdringen, zouden physisch
geen zier slechter af en moreel ongetwijfeld in beteren toestand
zijn, indien al de artikelen die wij hun verschaffen, twee- of
driemaal zoo duur waren. En indien dan tevens dat verschil in
prijs of een groot deel er van zijn weg kon vinden naar den
zak der werklieden in de fabrieken, dan zouden duizenden vanbe-
hoefte tot welvaart, van gebrek tot gezondheid worden verheven,
en zou een van de voornaamste prikkels tot misdaad verwij-
derd worden. Een Engelschman kan bezwaarlijk nalaten ons
fabriekwezen en onzen handel, reeds zoo reusäehtig en nog
altijd toenemend, met zekeren hoogmoed gade te slaan, en alles
goed en nuttig te achten wat hunne ontwikkeling bevordert,
hetzij door den prijs te Verlagen waarvoor de goederen kun-
nen worden voortgebracht, hetzij door nieuwe markten te
openen waarheen ze kunnen gezonden worden. Indien echter
de vraag die zoo dikwijls gesteld wordt aan de beoefenaars
van minder populaire wetenschappen, de vraag “cui bono?”