De taal der Kei-eilanders bevat woorden van e e n , twee en
drie lettergrepen in nagenoeg gelijke deelen, en heeft vele
geaspireerde en eenige keelklanken. Er bestaat in de verschil-
lende dorpen eenig verschil van dialect, maar niet in die mate
dat de bewoners elkander niet zouden kunnen verstaan. De
taal schijnt, met nitzondering van eenige woorden die door
langdurig handelsverkeer zijn bekend geworden, geenerlei ver-
wantsebap met het Maleisch te bezitten ( l9).
Januari 6. Daar de kleine booten voltooid waren, gingen
wij te vier ure na den middag onder zeil naar de Aroe eilanden,
waarbij ons de woeste en bergachtige stranden van Groot-Kei
tot afscheid een prächtig gezicht opleverden. Zoover als het
oog kon reiken, strekten zieh heuvelenreeksen, drie k vier-
duizend voet koog, zuidwaarts uit, en overal waren ze met
hoog, dicht en onafgebroken bosch bedekt. Wij hadden slecbts
eene labberkoelte, en het duurde daarom wel dertig uren eer
wij den overtocht naar de omstreeks 60 (Eng.) mijlen verder
gelegen, läge en vlakke, maar niet minder boschrijke kust
der Aroe-eilanden volbracht hadden, waar wij den volgenden
dag des avonds te negen ure in de haven van Dobbo ten anker
kwamen.
Mijne eerste reis in een prauw was nu zonder ongelukken
ten einde gebracht, en het duurde eenige maanden eer eene
nieuwe werd aangevangen. Dit noopt mij, alvorens van het
wonderlijke primitieve vaartuig waarin ze volbracht werd,
afscheid te nemen, nog een woord over zijne goede eigen-
schappen te zeggen. Wanneer wij alle denkbeeid van gevaar,
dat toch waarschijnlijk hier niet veel grooter is dan in ieder
ander schip, ter zijde stellen, dan moet ik verklären, dat ik
nooit, hetzij vöör of n a , eene zeereis van zoo langen duur
(er waren 20 dagen mede gemoeid) met zooveel genoegen,
of, misschien juister gesproken, met zoo weinig onaangenaam-
heid heb volbracht. Ik schrijf dit voornamelijk daaraan toe,
dat ik mijne kleine hut op het dek en geheel voor eigen ge-
bruik had, dat ik door mijne eigen knechts bediend werd, en
dat ik hier niets te lijden had van de mij onverdragelijke reu-
ken van verf, pik, talk, nie uw touwwerk en andere scheeps-
behoeften. Ook moet iets op rekening gesteld worden van de
geheele vrijheid die ik genoot, om mij naar welgevallen te
kleeden, mijne etensuren te regelen en dergelijke, en van de
beleefdheid en verplichtende vriendelijkheid van den kapitein.
Ik had er in toegestemd met hem aan te zitten, maar zoo
vaak ik het verlangde, en op ieder uur dat mij goeddacht,
kreeg ik mijn maaltijd in mijne eigen kooi. Het scheepsvolk
was beleefd en weltemoe, en met zeer weinig tucht ging alles
grif van de hand en werd het schip zindelijk en vrij wel in
orde gehouden, zoodat ik over het geheel met mijn uitstap te-
vreden en geneigd was de gemakken en genoegens der half-
barbaarsche prauw hooger te schatten dan die der prächtigste
schroef-stoomboot, het grootste der wonderen door onze be-
schaving gewrocht.
A A N T E E K E N I N G E i r .
(') Eigenlijk slechts 2 | jaar, van het midden van 1854 tot het einde
van 1856. Timor, waar Wallace ook het Papoesche type in de bevolking
opmerkte (zie Deel I , bl. 339), bezocht hij eerst later, het eerst voor
weinige uren in de tweede helft van 1857, na zijne terugkomst van de
Aroe-eilanden, .later in 1859 en vooral in 1861. Op de gedeeltelijk Papoesche
afkomst der Timoreezen komt Wallace terug in het veertigste hoofd-
stuk. Voor ’t overige is Wallace niet de eenige die de toenadering tot het
Papoesche ras bij de Kei-eilanders heeft opgemerkt. Von Bosenberg, “Beis
14*