ook hiev werd gedaan, zou het moeilijker zijn een voldoend
antwoord te geven, dan men wellicht gemeend had. Het zou
hlijken, dat. de voordeelen, zellfs voor de weinigen die er inder-
daad genot van hebben, grootendeels van rnaterieelen aard zijn,
terwijl het moreele en intellectueele kwaad, dat voor een wellicht
even groot zoo niet grooter getal het gevolg is van nooit
verpoosd werken, läge loonen, overbevolkte woningen, enhet
eeuwig eener lei van machinalen arheid, wellicht, teg en h e tn u t
opgewogen, de schaal zoozeer zou doen overslaan, dat de groot-
ste bewonderaars van ons fabriekwezen en onzen handel aan de
raadzaamheid hunner verdere ontwikkeling zouden gaan twijfelen.
Men zal mij antwoorden: “wij kunnen het niet tegenhouden;
het kapitaal kan niet ongebruikt liggen; onze hevolking moet
aan het werk gehouden worden; indien wij een oogenblikvertragen,
zullen andere natien, die ons dicht op de hielen zit-
te n , ons voorbijsnellen, en onze nationale ondergang zal daar-
van het gevolg zijn.” Dit is ten deele waar, maar ten deele
bedriegelijk. Het is- ongetwijfeld een moeilijk vraagstuk dat
wij hebben op te lossen; en ik ben geneigd te denken, dat
deze moeilijkheid de reden i s , waarom men het kwaad voor-
bijziet. Wat een noodzakelijke en voor geen Veränderung vat-
bare staat van zaken schijnt te zijn, zal, denkt men,welgoed
wezen en grootere voor- dan nadeelen met zieh brengen. Dit
was ook de zienswijze van de voorstanders der slavernij
in America; zij konden geen goed, gemakkelijk middel vinden
om er aan te ontkomen. Wat ons zelven betreft is het even-
wel te hopen, d a t, wanneer eene onpartijdige overweging der
zaak met al hare gevolgen duidelijk toont, dat de onmetelijke
omvang van ons fabriekwezen en onzen handel een overwicht
van kwaad doen ontstaan, van kwaad, dat met hunnetoe-
neming ook zelf aanhoudend toenemen moet, i— het blijken zal,
dat er in Engeland genoeg politieke wijsheid en echte philanthropic
wordt gevonden, om ons te nopen onze overvloeiende
schatten in andere kanalen uit te störten. In ieder geval blijft
het feit dat tot deze opmerkingen geleid heeft, merkwaardig
en treffend. Dat in een der afgelegenste hoeken van de wereld
wilden onze kleedingstoffen goedkooper kunnen koopen dande
bewöners van het land waar ze gemaakt worden, en dat het
kind van den wever rilt onder het snerpen der winterstormen,
omdat het buiten Staat is de artikelen te beköstigen, gemakkelijk
bereikbaar voor de woeste inboorlingen van tropische gewesten,
waar kleederen louter sieraad en weelde zijn, is een
feit, dat ons wel mag doen stilstaan en omzien, eer wij onze
onhepaalde hewondering wijden aan een stelsel dat tot zulke
uitkomsten heeft geleid, en dat ons de verdere uithreiding van dat
stelsel wel met eenige achterdocht mag doen gadeslaan. Daarbij
bedenke men wel, dat onze handel geen voortbrengsel is van
zuiver natuurlijke ontwikkeling. Die handel is altijd gekoesterd
door onze wetgeving en tot een onnatuurlijken trekkastgroei
gebracht door de bescherming onzer legers en vloten. Of wij
daarin wijs en rechtvaardig hebben gehandeld, wordt hier niet
voor d e " eerste maal in twijfel getrokken. En in zooverre is
ook, zoodra men erkend zal hebben, dat de verdere uitbrei-
ding van ons fabriekwezen en onzen handel een kwaad is, het
geneesmiddel niet ver te zoeken (8).
Nadat ik zes weken het huis had gehouden, was ik einde-
lijk hersteld en kon ik mijne dagelijksche wandelingen in het
bosch hervatten. Ik vond het evenwel thans op verre na niet
zoo rijk in de voorwerpen die ik zocht, als toen ik het eerst
te Dobbo kwam. Er was slapte en stilstand van dierlijk leven
op en om de wegen, en insecten waren zeer schaarsch. Op
sommige plaatsen, die mij vroeger het meest hadden opgele-
verd, vond ik nu een massa rottend hout, gemengd met jonge
uitspruitsels en overdekt met klimplanten; echter ging er geen
dag voorbij waarop ik niet het een of ander aan mijne reeds