grond, terwijl die in de oostelijke districten eenige voeten
hoog op palen staan. In hunne prikkelbare geaardheid, luid-
ruchtigheid en onbevreesde honding gelijken de Timoreezen
sterk op de bevolking van Nieuw-Guinea (l4).
Op de eilanden ten Westen van Timor, tot aan Flores en
het Sandelhout-eiland, vindt men hetzelfde ra s, dat zicb ook
oostwaarts uitstrekt tot aan Timor-laut, waar zieh bet echte
Papoesche ras begint te vertoonen. Maar de kleine eilanden
Savoe en Eotti, ten Westen van Timor, onderscheiden zieh op
merkwaardige wijze door het bezit van eene verschillende en
in sommige opzichten zeer bijzondere bevolking. Dit is een
schoon ras, met fraaie trekken, en gelijkt in vele eigenaar-
digheden op de mestiezen, gesproten uit de vermenging van
Hindoes en Arabieren met Maleiers. Zij kunnen stellig niet
tot de Timoreescbe of Papoesche rassen gebracht worden, en
moeten eer in de westelijke dan in de oostelijke ethnologische
afdeeling van den Archipel worden gerangschikt ( l5).
Het geheele groote eiland Nieuw-Guinea, met de Aroe- en
Kei-eilanden, Misool, Salwati en Waigeoe, worden bijna uit-
sluitend door de echte, typische Papoea’s bewoond. In de binnenlanden
van Nieuw-Guinea wordt, zooveel ik weet, geen
spoor van eenigen anderen stam gevonden, maar längs de
kusten is de bevolking op sommige plaatsen met de meer
bruinkleurige stammen der Molukken gemengd. Hetzelfde P a poesche
ras schijnt zieh oostwaarts van Nieuw-Guinea tot aan
de Fidji-eilanden uit te strekken (l6).
Nu blijven nog alleen de zwarte rassen met wollig haar van
de Philippinen en het Maleisch Schiereiland ter beschouwing
over, waarvan de eerstgenoemden Negrito’s ( l7), de laatstge-
noemden Semangs worden geheeten. Ik heb deze bevolkingen
nooit zelf gezien, maar volgens de talrijke nauwkeurige be-
schrijvingen die er in uitgegeven geschriften van te vinden
zijn, is het mij niet moeilijk geweest tot de overtuiging te
kamen, dat zij weinig verwantschap of ovei'eenkomst hebben
met de Papoea’s , waartoe men ze tot dusverre gewoonlijk
heeft gerekend. In de belangrijkste punten verschillen zij meer
van den Papoea dan van den Maleier. In gestalte zijn zij dwer-
gen, gemiddeld niet langer dan 4 voet 6 duim of 4 voet 8
duim, of 8 duimen korter dan de Maleiers, die in lengte
bepaaldelijk door de Papoea’s overtroffen worden. De neus
wordt bestendig voorgesteld als klein en plat of opgewipt,
terwijl het juist de meest in ’t oog loopende trek der Papoea’s
is een grooten en uitstekenden neus met benedenwaarts ver-
lengde punt te hebben, gelijk men zulk een neus ook bestendig
aan hunne ruwe afgodsbeelden opmerkt. Het haar van
deze dwergachtige rassen gelijkt zeker op dat der Papoea’s,
maar evenzeer op dat der Negers van Africa. De Negrito’s
en Semangs komen in physieke eigenaardigheden zeer met
elkander en met de bewoners der Andaman-eilanden overeen,
terwijl zij op in ’t oog loopende wijze van alle echte Papoesche
stammen verschillen.
Eene zorgvuldige Studie van deze verschillende rassen, ver-
geleken met die van Oost-Azie, de eilanden der Stille Zuid-
zee en Australie, heeft mij tot eene betrekkelijk eenvoudige
meening omtrent hun oorsprong en hunne verwantschap gebracht.
Indien wij eene lijn trekken '*) die ten Oosten der
Philippijnsche eilanden begint, van daar voortloopt längs de
Westkust van Halmaheira, Boeroe snijdt, en, na om het West-
einde van Flores en Sandelhout-eiland te zijn heengeloopen,
zieh terugbuigt om Rotti op te vangen, dan verdeelen wij
den Archipel in twee deelen, waarvan de rassen door sterk
geteekende eigenaardigheden onderscheiden zijn. Deze lijn zal
de Maleiers en alle Aziatische rassen van alle Papoea’s en
bewoners der Stille Zuidzee afscheiden, en ofschoon in de
*) Zie de Natuurkundige Kaart aan het einde van het Eerste Deel.