allen in het seizoen dat voor het voordeeligste werd gehouden,
hadden wij geen enkelen dag günstigen wind. Steeds waren wij
scherp aan den wind gebrast/ste eds worstelden wij met te-
genwind, tegenstroom en wraak, en dat in een vaartuig
dat nauwelijks dichter dan acht streken van den wind af zeilen
kon. ledere zeeman zal moeten erkennen, dat mijne eerste reis
in mijn eigen prauw een allerongelukkigste was.
Charles Allen had op Misool eene niet onbelangrijke verza-
meling'van vogels en insecten bijecngebracht, maar veel minder
dan het geval zou geweest zijn, indien ik niet zoo onge-
lukkig geweest was de gelegenheid te moeten missen om hem
te bezoeken en bij te staan (9). Na nog een paar weken daar
vertoefd te hebben, totdat hij ernstig gebrek begon te krijgen,
keerde hij naar Wahai op Ceram terug en vernam daar, tot
zijne groote verrassing, dat ik die plaats veertien dagen te
voren verlaten had. Het duurde meer dan een maand eer hij
gelegenheid vond om vandaar naar Misool terug te keeren,
en hij vond toen aan de Noordzijde van dat eiland eene veel
geschiktere plaats om te verzamelen. Ongelukkig was de rechte
tijd voor de paradijs vogels nog niet aangebroken, en toen hij
nog niets anders dan eenige van de gewone soort was mächtig
geworden, vernam hij dat de laatste prauw naar Ternate
onder zeil ging, en meenende dat ik daar op hem zat te wachten,
achtte hij zieh verplicht van deze gelegenheid gebruik te maken.
Ik ben thans aan het eind gekomen van het verhaal
mijner zwerfjochten. Ik begaf mij nu eerst naar Timor en ver-
volgens naar Boeroe, Java en Sumatra, maar al deze eilan-
den heb ik reeds vroeger beschreven. Charles Allen deed nog
eene reis naar Nieuw-Guinea, waarvan ik een kort verslag
zal geven in het volgend hoofdstuk, dat handelt over de pa-
radijsvogels. Vandaar teruggekeerd begaf hij zieh naar de Soela-
eilanden, en maakte daar een zeer belangrijke verzameling, die
mij in staat stelde om de grenzen te bepalen van de zoölogisehe
groep van Celebes, zooals reeds in het hoofdstuk over de
natuurlijke historie van dat eiland is uiteengezet ( ,0). Zijn volgende
reis was naar Flores en Solor, waar hij belangrijk materiaal ver-
zamelde, waarvan ik gebruik heb gemaakt voor mijn hoofdstuk
over de natuurlijke historie der groep van Timor ("). Vervol-
gens begaf hij zieh naar Koetei op de Oostkust van Borneo,
van welke plaats ik zeer verlangend was verzamelingen te
ontvangen, daar het eene geheel nieuwe localiteit was, zoover
mogelijk van Sarawak verwijderd, en ik zeer goede berichten
omtrent haar had ontvangen. Het plan was dat hij, vandaar naar
Soerabaja op Java teruggekeerd, zieh naar het nog geheel on-
bekende, ( ,2) Soemba of Sandelhout-eiland zou begeven. Ongelukkig
werd hij bij zijne komst te Koetei door een zeer he-
vige koorts aangetast, en nadat hij daar eenige weken ziek
had gelegen, werd hij in bedenkelijken toestand naar Singapore
overgebracht, waar hij aankwam toen ik reeds naar Engeland
vertrokken was. Na zijn herstel vond hij te Singapore
een werkkring, zoodat zijne diensten als verzamelaar voor mij
verloren gingen.
De drie hoofdstukken waarmede ik mijn werk zal besluiten,
zullen handelen over de paradijsvogels, over de natuurlijke
historie der Papoesche eilanden en over de menschenrassen
in den Indischen Archipel.
A A S T E E K E H I i r ö BH .
(') Gagi ligt recht westwaarts van Gemien en ten Noorden der Mesmon-
eilanden (zie blz. 382 , noot 3), op een van welke Wallace twee mannen
had moeten achterlaten. Gagi heeffc eene geringe bevolking, die onder den
SengadjL van Gebeh staat, en wordt daarom veelal tot de Gebeh-groep
gerekend, ofschoon het, op nagenoeg gelijken afstand van Gebeh en Ge