En indien wij voortgaan onze krachten hoofdzakelijk te wij den
aan liet vruchtbaar maken onzer kennis van de wetten der naheid
nadert, zullen dat woord hard en overdreven vinden, maar mij schjjnt
het het eenige woord te zjjn dat den toestand naar waarheid teekent. Ons
land is het rjjkste der wereld, en toch zjjn 1l^f) onzer bevolking door de
gemeenten onderhouden armen en 1/30 bekende misdadigers. Voeg hierbjj de
misdadigers die niet betrapt worden en de armen die hoofdzakelijk van bjj-
zondere giften leven (en Dr. Hawkesley verzekert ons dat daaraan alleen
in Londen 84 millioen gulden jaarlijks worden ten koste geleg d), en men
kan zeker zijn dat werkelijk 1lm onzer bevolking uit bedeelden en misdadigers
bestaat. Beide klassen onderhouden wij in ledigbeid of tegen verrich-
ting van arbeid zonder vrucht, en iedere misdadiger kost ons in onze ge-
vangenissen jaarlijks meer dan het loon bedraagt van een eerljjk veldarbei-
der. Wjj dulden dat meer dan honderdduizend personen, van wie men weet
dat zij alleen door de misdaad leven, vrjj rondloopen en zieh de maat-
sehappjj tot hun prooi kiezen, en wij laten vele duizenden kinderen voor
onze oogen opgroeien in onwetendheid en ondeugd. om geoefende misdadigers
te leveren aan een volgend geslaeht. In een land dat roem draagt op
de snelle vermeerdering van zijn nationalen rjjkdom, zijn verbazenden han-
del en zijn reusaehtige nijverheid, zjjne industrieele bekwaamheid en zjjne
wetensehappelijke kennis, zijne groote beschaving en zjjn zuiver Christendom,
kan ik dit niet anders noemen dan een Staat van maatschappeljjke
barbaarsehheid. Wij dragen ook roem op onze liefde voor het recht en op
de wetten die rjjken en armen geljjkeljjk beschermen, en toch behouden
wij geldboeten onder onze straffen, en belemmeren elke sehrede tot de ver-
krijging van goed recht door daaraan verbonden kosten — beide een bar-
baarsche onrechtvaardigheid of ontzegging van recht aan de armen. Yoorts
maakt onze wet het mogelijk, dat, door een bloot verzuim van wettelijke
vormen, iemands eigendom, geheel in strjjd met zjjn wenschen en voorne-
mens, den vreemdeling in handen valt, terwijl zijne kinderen hulpeloos
bljjven. Zulke gevallen doen zieh voor door de werking onzer wetten op
den grondeigendom; en dat eene zoo onnatuurljjke onrechtvaardigheid onder
ons mogelijk is, toont alweder, dat wij in een Staat van maatschappelijke
barbaarsehheid verkeeren.. Nog een voorbeeld om het gebruik dier uitdruk-
king te rechtvaardigen, en ik eindig. Wjj zien toe dat onze bodem het vol-
strekte eigendom is van weinigen, zonder dat wjj eenig wetteljjk recht om
op dien grond te leven, toekennen aan de groote menigte die aan dat
eigendom geen deel heeft. Een groot landbezitter heeft de wettige bevoegd-
heid om zjjn geheele eigendom te maken tot een bosch of een jachtgrond,
tuur, met het oogmerk om onzen handel nog verder uit te
breiden en onzen rijkdom steeds te vermeerderen, dan zullen
wellicht de eilenden die met een te driftig najagen daarvan
noodzakelijk verbonden zijn, zulk een reusachtigen omvang
erlangen, dat het buiten ons vermögen is eenige verzachting
aan te brengen.
Wij behoorden het dus als een onomstootelijke waarheid te
erkennen, dat de rijkdom en kennis en ontwikkeling van
eenige bevoorrechten de beschaving niet uitmaken en ons geen
stap nader brengen tot den “volkomen toestand der maatschappij.”
Ons kolossaal fabriekwezen, onze reusaehtige handel, onze
dicht bevolkte steden en vlekken, voeden en vernieuwen zonder
ophouden eene massa van menschelijke misdaad en eilende,
in volstrekten zin grooter dan ooit te voren heeft bestaan. Zij
brengen voort en onderhouden in levenslangen arbeid een
steeds toenemende schaar, wier lot te harder is om te dragen,
wanneer zij het vergelijken met de genietingen, de ver-
maken en de weelde die zij overal rondom zieh zien, maar
waaraan zij nooit kunnen hopen deel te erlangen, en die er
in dit opzicht erger aan toe zijn, dan de wilde te midden
van zijn stam. ] ■'
Dit is waarlijk geen toestand om roem op te dragen of in
te berusten, en zoolang dit gebrek in onze beschaving -tt- een
gebrek hoofdzakelijk geworteld in onze onverschilligheid ten
opzichte van het aankweeken en vollediger ontwikkelen van
het. gevoel van welwillendheid en den zedelijken aanleg die
en ieder menscheljjk wezen dat er tot hiertoe op leefde, te verjagen. In een
dicht bevolkt land zöoals Engeland, waar elke bunder gronds zijn eigenaar
en zjjn opgezetene heeit, is dit de macht om zjjn medemensch door den Sterken
arm der wet in het verderf te störten; en dat zulk een macht bestaat,
en, in hoe geringe mate dan ook, door enkele personen kan worden uitge-
oefend, toont dat wjj, wat de echte wetenschap der samenleving betreft,
nog in een staat van barbaarsehheid verkeeren.