hier is de toestand anders. Een goed terrein voor den verza-
melaar heeft zekere vereischten, van welker aanwezen men zieh
slechts kan overtuigen door een dagen lang voortgezet onder-
zoek in de nabijheid van ieder dorp. Op sommige plaatsen is
er geen maagdelijk bosch, zooals te Djailolo en te Sahoe; op
andere vindt men geene opengehakte paden of ontblootingen,
gelijk hier. Op Batjan vindt de verzamelaar slechts twee eenigs-
zins voldoende plekken: de weg naar de kolenmijnen en de
ontblootingen door de lieden vanTomori gemaakt, van welke
de laatste verreweg het meest opleveren. De waarheid is , naar
ik geloof, dat ook in deze landen de insecten tamelijk gelijk-
matig verdeeld zijn overal waar de bosschen niet zijn opge-
ruimd, maar juist daardoor op iedere piek in het bijzonderte
schaarsch zijn om de moeite van het onderzoek rijkelijk te be-
loonen. Is het woud geheel opgeruimd, dan verdwijnen ook
tevens de insecten schier geheel; maar als kleine ontblootingen
en paden worden gemaakt, dan zijn de gevelde boomen, in
verschillende Stadien van verdorring en bederf, de rottende
bladeren, de loslatende schors en de zwammen die erzieh op
ontwikkelen, zoowel als de bloemen die zieh, waar het licht
wordt doorgelaten, in veel milder overvloed vertoonen, zoovele
aanlokselen voor de insecten in den omtrek van mijlen, en
brengen eene verwonderlijke opeenhooping van soorten en exem-
plaren te weeg. Als de entomoloog zulk een piek kan vinden,
rieht hij meer uit in eene enkele maand, dan hij bijinogelijkheid
doen kan door een geheel jaar te zoeken in de ongestoorde
diepten van het maagdelijk woud.
Den volgenden morgen vroeg verlieten wij Kasiroeta en be-
reikten in omstreeks een uur den mond der kleine rivier. Zij
vloeit door eene volkomen effene alluviale vlakte, maar er zijn
heuvels die haar naderen nabij den mond. In het lager ge-
deelte, in een moeras dat stellig bij hoogen vloed door het
zeewater overstroomd wordt, zag ik een aantal sierlijke boomvarens,
van acht tot vijftien voet hoog. Gewoonlijk houdt men de
boomvarens voor bergplanten, die onder de evennachtslijn zelden
voorkomen op eene hoogte beneden de tweeduizend voet. Op
Borneo, op de Aroe-eilanden en aan de oevers der Amazonen-
rivier heb ik ze vaak gezien op gelijke hoogte met de zee, en
ik acht het waarschijnlijk, dat de hoogte waarop men voor-
onderstelt dat zij alleen kunnen tieren, berekend is naar het-
geen men heeft waargenomen in gewesten waar de vlakten
en läge landen op groote schaal bebouwd worden, en de in-
heemsche Flora grootendeels verdelgd is. Dit is het geval in de
meeste gedeelten van Jav a , Hindostan, Jamaica en Brazilie,
gewesten waar de tropische plantenwereld het meest onder-
zocht en bekend is.
Nadat wij in zee waren gekomen, wendden wij ons noord-
waarts en bereikten na twee uren zeilens eene kleine verza-
meling van hutten, Langoendi genaamd, waar zieh eenige Ga-
lelareezen gevestigd hadden, om damar te verzamelen, waar-
van zij fakkels maakten, om de markt te Ternate mede te
voorzien. Omstreeks een honderd eilen landwaarts in verrijst
een eenigszins steile heuvel, en daar eene kleine wandeling
mij getöond had, dat een vrij goed pad naar boven leidde,
besloot ik hier eenige dagen te vertoeven. Tegenover de ves-
tiging, gelijk overal längs de kusten van Batjan, strekt zieh
eene reeks van fraaie eilanden u i t , die geheel onbewoond zijn.
Zoo dikwijls ik de reden vroeg waarom niemand zieh daar
vestigde, kreeg ik ten antwoord : “uit vrees voor de zeeroovers
van Magindanao” (27). Jaarlijks zwerven deze geesels van In-
sulinde in de eene of andere richting, kiezen eenig onbewoond
eiland tot hun vereenigingspunt, en brengen dood en verderf
over alle kleine vestigingen in den omtrek, waar zij al wat
hun voorkomt stelen, vernielen, moorden of gevankelijk weg-
voeren. Hunne lange, wölbemande prauwen ontsnappen aan de
vervolging van alle zeilvaartuigen door vlak tegen den wind