zooals daar gegist werd', wordt weersproken door Prof. Schlegel (zie
noot 25) en Wallace zelf maakt hier van die gissing ook geen verder gewag.
(as) In het Engelsch Regent-bird, King-honeysucher.
(ss) Vgl- over deze reis blz. 420, en over de ligging van Sorong noot
23 hij dit hoofdstuk.
(30) Zie boven blz. 348 en 351.
(S1) De reizen van Wallace zelven naar de Aroe-eilanden (Dec. 1856 tot
Mei 1857), naar Nieuw-Guinea (Maart tot Juli 1858), en naar Waigeoe
(Juni tot November 1860), alsniede de reizen van Allen naar Misool en
naar Sorong, op welke laatste hij ook Salwati moet bezoclit hebben.
NEGEN EN DEßTIGSTE HOOFDSTUK.
NATUURLIJKE HISTORIE DER PAPOESCHE EILANDEN.
Nieuw-Guinea met de eilanden die er slechts door een on-
diepe zee van gescheiden zijn, vormt de Papoesehe groep,
gekenmerkt door de sterke overeenkqmst in de levensvormen
van hare meest versckillende deelen. Daar ik reeds in de
hoofdstukken over de physische geographie der Aroe-eilanden
en over de paradijsvogels eenige bijzonderheden over de na-
tuurlijke historie van dit gewest heb medegedeeld, zal ik
mij thans bepalen tot eene algemeene schets van zijne dierBjke
voorthrengselen en de hetrekking waarin deze staan tot die
van andere gedeelten der wereld.
Nieuw-Guinea is misschien het grootste eiland van den
aardbol; het is nog iets grooter dan Borneo (*), Het is nage-
noeg 400 uren lang en zijne grootste breedte zal omstreeks
120 uren bedragen, enover zijne geheele uitgestrektheid scliijnt
het met het weelderigst bosch bedekt te zijn. Bijna alles wat
wij tot dusver kennen van zijne natuurlijke voortbrengselen
wordt opgeleverd door het noord-westelijk schiereiland en de
kleinere eilanden daarom heen gegroepeerd, Maar deze gedeelten
maken te zamen maar een tiende deel van het geheele gebied