weinig aan woningen of kano’s , maar zij schijnen boven alles
het “niets doen” te genieten, en werken hoe minder hoe
liever. Er is weinig afwisseling in de eentonigheid van hun
leven, en ledigheid en gesnap zijn hun eenige vermaken.
In ’t praten zijn zij onvermoeid. Elken avond is er een klein
Babel om mij heen, maar daar ik er geen woord van versta,
laat ik mij in mijne lectuur of mijn werk niet daardoor stören.
Nu en dan schreeuwen en gillen zij, of lachen tot afwisseling
als bezetenen; en dit gaat zoo voort, terwijl mannen, vrou-
wen en kinderen ieder op hunne beurt om het hardste kake-
le n , tot lang nadat ik achter mijn muskietengordijn in gerasten
slaap lig verzonken.
Te dezer plaatse ontving ik eenig licht ten opzichte der zeer
ingewikkelde vermenging van rassen op Aroe, die een ethno-
loog geheel in de war zou brengen. Sommige der inboorlin-
gen, ofschoon even donker als de overigen, hebben slechts zeer
weinig van het Papoesche voorkomen, maar fijnere trekken van
een Europeesch type, en meer glanzig en golvend haar. Van
dezen wist ik aanvankelijk niets te maken; want op de Ma-
leiers geleken zij even weinig, en huid en haar waren veel
te donker om aan eene gedeeltelijk Hollandsche afkomst te doen
denken. Maar luisterend naar hunne gesprekken, onderscheidde
ik enkele woorden die mij bekend waren. Een daarvan was
“ accabö” , en om zeker te zijn dat ik niet door een toevallige
overeenkomst werd misleid, vroeg ik den spreker in het Ma-
leisch wat “accabö” beteekende, en kreeg ten antwoord: “ge-
eindigd, afgedaan.” Het is dus een echt Portugeesch woord,
dat zijne beteekenis behouden heeft (l3). Een ander inaal hoorde
ik het woord “jafui” dikwijls herhalen, en begreep, ook zon-
der navraag, dat het beteekende: “hij is al weg,” even als
in het Portugeesch (14). Ook “porco” schijnt een gewone naam
te zijn, ofschoon men niet weet wat het eigenlijk in Europa
beteekent (u ). Nu werd mij de zaak duidelijk. Ik begreep dadelijk
dat in vroeger eeuwen Portugeesche kooplieden deze
eilanden bezocht en zieh met de inboorlingen vermengd hadden,
dat zij invloed hadden geoefend op hunne taal, en in
hunne afstammelingen, na eene reeks van geslachten, nog de
zichtbare teekenen van hun ras hadden nagelaten. Bedenken
wij nu, dat ook wel nu en dan vermenging der Papoesche inboorlingen
met Maleiers, Holländers of Chineezen zal zijn voor-
gekomen, dan behoeven wij ons niet langer te verwonderen
over de zonderlinge verscheidenheden van gestalte en trekken
die men soms onder de bewoners dezer eilanden ontmoet. In het
huis zelf dat ik hier bewoonde, leefde een Makassaar met eene
Aroesche vrouw en eengezin van kinderen van gemengd bloed.
Te Dobbo leerde ik een Javaan en een Amboinees kennen die
beide kinderen hadden van eene Aroesche vrouw. En daar nu deze
vermengingen, ten minste sedert 300 ja ren , en waarschijnlijk
veel langer, gedurig hebben plaats gegrepen, hebben zij op
het physisch voorkomen van een groot deel der bevolking van
deze eilanden, en in het bijzonder op die van Dobbo en om-
streken, een zeer merkbaren invloed gehad f '6).
Maart 28. — Daar de “Orang-kaja” aan hevige koortsen
leed, vroeg hij mij verlof om naar huis terug te keeren 5 hij
had reeds met een der bewoners van het huis schikkingen ge-
maakt om mij als zijn plaatsvervanger te vergezellen. Maar nu
ik mij in beweging wilde stellen, werden de zeeroovers als
bullebak gebruikt, en werd het onveilig verklaard verder te
gaan dan de naastbij gelegen kleine rivier. Dit kwam echter
niet met mijn plan overeen, daar ik besloten had het naar
Watelei genoemde kanaal door te varen, om zoo den Achterwal
te bereiken. Maar mijn gids bleef aan zijn vrees voor zeeroovers
vasthouden, ofschoon ik mij overtuigd hield dat wij
er thans niets meer van te duchten hadden, daar onderschei-
den vaartuigen waren uitgezeild om jacht op hen te maken,
onder andere eene Nederlandsche kanonneerboot die was aan