gebouwd lijf, lange maar zwakke pooten, groote vleugels en
een verbazend ontwikkelden k o p , versierd met een prächtige
kuif en gewapend met een scherpgepunten en gekromden snavel
van vervaarlijke grootte en kracht. Het gevederte is ge-
heel zwart, maar overal bedekt met die merkwaardige poe-
derachtige witte afscheiding die de kaketoe’s kenmerkt. De
wangen zijn kaal en krachtig bloedrood van kleur. In stede
van het wanluidend gekrijsch der witte kaketoe’s doet deze
soort een eenigszins klagend gefluit hooren. De tong van dit
dier is een zonderling orgaan en bestaat nit eenen dünnen
helder-rooden vleezigen cylinder, eindigende in een hoornachtig
zwart plaatje, dat overdwars gegroefd is en een zeker grijp-
vermogen bezit. De geheele tong bezit een hooge mate van
rekbaarheid.
Ik zal hier het een en ander mededeelen omtrent de levenswijze
van dezen vogel, waarmede ik later gelegenheid vond
mij bekend te maken. Hij bewoont de lagere deelen van het
woud, en men ziet hem doorgaans alleen; ten hoogste zijn
er twee of drie bij elkander. Hij vliegt langzaam en zonder
geraas, en kan door een betrekkelijk geringe wond gedood
worden. Hij eet allerlei vruckten en zaden, maar is toch meer
bijzonder verlekkerd op de pitten der kanari-noten, die groeien
aan een hoogen woudboom (Canarium commune), overvloedig
in al de gewesten waar deze vogel voorkomt; en de manier
waarop hij die pitten van de harde schaal weet te ontdoen,
wijst op eene wederkeerige betrekking tusschen lichaamsbouw
en levenswijze, die het vermoeden wettigt dat de kanari-noot
zijn eigenlijk hoofdvoedsel is. De schaal van deze noot is zoo
buitengemeen hard, dat ze slecbts met een zwaren hamerkan
gekraakt worden; zij is eenigszins driehoekig en de buitenzijde
is geheel glad. De wijze waarop de vogel de schaal breekt,
is zeer merkwaardig: eene noot overeind in den bek houdende
en met de tong vast daartegenaan drukkende, zaagt hij er,
door eene zijwaartsche beweging van de scherpgerande onder-
kaak, een overdwarsche keep in; vervolgens, de noot in den
klauw nemende, bijt hij een stuk van een blad af en drukt
dit vast in de diepe inkerving van de bovenkaak, en neemt
daarna de noot op nieuw in den bek, waar zij door hetveer-
krachtig weefsel van het blad verhinderd wordt nit te slippen;
en nu , den rand van de onderkaak in de vooraf gemaakte
keep brengende, gelukt het hem door een krachtigen druk
een stuk van de schaal te doen afspringen. Hierop de noot
op nieuw in de klauwen vattende, brengt hij er de zeer lange
en scherpe punt van zijn snavel in en pikt er dus de pit u it,
die, stuksgewijze, door de rekbare tong wordt gegrepen. Dus
scbijnt elke bijzonderheid in den vorm en bouw van den zon-
derlingen snavel dezer vogels hare bestemming te hebben, en wij
kunnen ons gemakkelijk voorstellen, dat zij zieh in de mededin-
ging met hunne vluggere en talrijkere witte verwanten hebben
kunnen staande houden door hun vermögen om te leven van
een voedsel dat geen andere vogel uit zijn steenharde schaal
kan te voorschijn brengen. De soort waarvan hier sprake is,
heeft van de natuuronderzoekers den naam ontvangen van
Microglossum aterrimum (*•).
Gedurende de 14 dagen die ik in deze kleine vestiging ( l0)
doorbracht, had ik goede gelegenheid om de inboorlingen in
hunne eigene woning en in hunne gewone levenswijze gade te
slaan. E r is een groote eentonigheid en eenvormigheid in het
dagelijksch leven van den wilde, en het scheen mij thans een
veel ellendiger bestaan toe, dan toen het nog het bekoorlijke
der nieuwheid voor mij had. Om te beginnen met het belang-
rijkste feit in het leven der onbeschaafde volken, -— hunne
voeding, — de Aroe-eilanders hebben geen regelmatig beschikbare
voorraad van voedsel, geen staf des levens, zooals brood, rijst’
kassave, mais of sago, van welke voor de groote meerderheid
der andere volken het een of ander het hoofdelement der voe