toefd heb, verlustigde ik mij in de schoonheid der mensche-
lijke gestalte, — eene schoonheid waarvan de thuisblijvende
heschaafde lieden te nanwernood eenig denkbeeid kunnen hebben.
Wat zijn de schoonste Grieksche standbeeiden, vergeleken met
het levend, zieh bewegend, ademend naakt, zooals ik gele-
genheid kad het dagelijks te zien? Men moet de ongedwon-
gen gratie van den wilde bij zijne dagelijksche bezigheden of
zijne trage rust gezien hebben om ze te begrijpen: een jonge-
ling die den boog spant is het toppunt van mannelijke schoonheid.
De vrouwen zijn echter, tenzij ze nög zeer jong zijn,
op verre na niet zoo aangenaam om te zien als de mannen.
Hare sterk geteekende gelaatstrekken zijn zeer onvronwelijk,
en zware arbeid, ontberingen en veel te vroege huwelijken
doen spoedig verwelken wat zij nog gedurende körten tijd aan
schoonheid of bevalligheid mögen bezeten hebben. Hare kleeding
is zeer eenvoudig, maar — ’t spijt mij het te moeten
zeggen 43 ook zeer grof en onbehagelijk. Zij bestaat alleen
nit een mat van inééngevlochten reepen van palmbladeren,
stijf rondom het lichaam gewonden, en reikende van de heu-
pen tot de, knieen. Zulk een mat wordt, naar het schijnt, niet
verwisseld voor zij versleten i s , en daar zij zelden gewasschen
wordt, is zij doorgaans geweldig smerig. Dit is de algemeene
dracht, en slechts in enkele gevallen zijn Maleische “sarongs
in zwang gekomen. Het kroezig haar is in een wrong op het
achterhoofd saamgebonden, en het is voor haar een genot het
te kämmen, ofschoon dit nauwlijks het juiste woord i s , dewijl
zij daartoe gebruik maken van een grooten honten vork,
met vier uiteenwijkende tanden, die voor het doel om de
lange, verwarde, kroezige massa van het schedelgewas te
scheiden en te schikken, veel beter geschikt is dan eenige kam
zou kunnen zijn. De eenige sieraden der vrouwen zijn oorrin-
gen en halssnoeren, die zij op versohillende smaakvolle manieren
dragen. De einden van een halssnoer zijn dikwijls eerst
aan de oorringen vastgemaakt en vandaar tot aan de haar-
wrong op het achterhoofd geslingerd. Dit is werkelijk een sier-
lijke dracht, daar de kralen met bevalligheid aan weerszijden
van het hoofd hangen en door hare verbinding met de oorringen
aan deze barbaarsche sieraden een voorkomen van doel-
matigheid geven. Het is daarom dat wij deze manier in de
aandacht aanbevelen van diegenen onder onze schoonen die zieh
nog gaten in de ooren laten boren om daar ringen aan te han •
gen. Eene andere manier bij deze Papoesche dames is om
twee halssnoeren te dragen, die, om de ebne zij de van den
hals hangende, onder den tegenovergestelden arm doorgaan,
zoodat zij elkander kruisen. Ook dit is een aardige dracht,
vooral doordien de witte kralen of kengoeroe-tanden waarvan
die halssnoeren gemaakt zijn, bij de zwarte, glanzige huid zoo
sterk afsteken. De oorringen zelven zijn gemaakt yan een staafje
koper of zilver, zoo gedraaid dat de einden over elkander körnen.
De mannen, zooals gew oonlijk bij de wilden, versieren
zieh nog meer dan de vrouwen. Zij hebben halssnoeren, oorringen
en vingerringen, en tooien zieh ook gaarne met een band
van gevlochten gras, stijf om den arm vlak onder den schou-
der gedragen, en nog verder opgeschikt met een daaraan gehechten
bundel haar of lichtkleurige vederen. De tanden van
kleine dieren, hetzij alleen of afgewisseld met witte of zwarte
kralen, vormen hunne halssnoeren, en soms ook hunne armbanden;
gemeenlijk evenwel verkiezen zij voor deze laatsten
koperdraad, of de zwarte, hoornachtige vleugeldorens van den
kazuaris, die zij als een amulet beschouwen. Enkelringen van
koper of schelpen en stevig gevlochten banden onder de knie
vormen de rest van hun gewonen tooi.
Eenige inboorlingen van het verder zuidwaarts gelegen Ko-
broor, welks bevolking voor de ruwste en minst beschaafde
van de Aroesche stammen gehouden wordt, kwamen ons op
zekeren dag een bezoek brengen. Zij hebben inderdaad een meer
1 8 *