In gestalte overtreft de Papoea bepaaldelijk den Maleier en
Staat hij gelijk met de gemiddelde lengte der Europeanen,
zoo hij die niet overtreft. De beenen zijn lang en dun, en de
handen en voeten grooter dan bij de Maleiers. Het aangezicht
is eenigszins gerekt, bet voorhoofd platachtig, de wenkbrau-
wen treden sterk naar voren; de neus is groot, eenigszins
gebogen en hoog, dik aan den wortel, met breede neusgaten,
doch waarvan de opening door de overhangende spits van
den neus bedekt is. Die groote neus geeft aan het geheele
gelaat een veel meer Europeesch voorkomen dan de Maleier
bezit; en de bijzondere vorm van dat
lichaamsdeel, gevoegd bij de uitsteken-
de wenkbrauwen en den aard van het
haar op hoofd, gelaat en liehaam, stellen
ons in Staat de beide rassen met een
oogopslag te onderkennen. Ik heb ook
opgemerkt dat deze karakteristieke trek-
ken in kinderen van tien of twaalf ja-
ren even duidelijk zichtbaar zijn als in
volwassenen, en de bijzondere vorm
van den neus komt altijd uit in de beeiden
die de Papoea’s snijden tot versie-
ring hunner woningen, of die zij als
amuletten om den hals dragen.
De moreele eigenaardigheden van den
Papoea sohijnen mij toe, hem even duidelijk
van den Maleier te onderschei-
den als zijne gedaante en gelaatstrekken. Hij geeft zieh in
woorden en daden vrijelijk aan zijn indrukken over en uit
ze op in ’t oog loopende wijze. In luid geschreeuw en gelach,
gillen en dolzinnige sprongen geven zieh zijne gewaarwordin-
gen en hartstochten lucht. Vrouwen en kinderen nemen deel in
alle gesprekken en overleggingen, en laten zieh door het
gezicht van vreemdelingen, zelfs van Europeanen, niet ver-
vaard maken.
Over de verstandelijke gaven van dit ras is het moeilijk te
oordeelen, maar ofschoon de Papoea’s nog in het geheel geene
vorderingen in beschaving gemaakt hebben, ben ik geneigd
hen in dit opzicht eenigszins hooger te stellen dan de Maleiers.
Men moet zieh toch herinneren, dat de Maleiers eeuwen
lang den invloed ondervonden hebben van Hindoesche, Chi-
neesche en Arabische volkplanters; terwijl het Papoesche ras
slechts onderworpen is geweest aan den tijdelijkeü en plaat-
selijken invloed van eenige Maleische kooplieden. De Papoea
heeft een veel levendiger geaardheid, wat natuurlijk aan zijne
verstandelijke ontwikkeling zeer bevorderlijk moet zijn. De
Papoesche slaven staan in vlugheid van begrip niet bij de
Maleiers achter; het tegendeel is wa ar, en in de Molukken
worden hun niet zelden vrij gewichtige belangen toevertrouwd.
Ook heeft de Papoea meer kunstzin dan de Maleier. Hij versiert
zijne kano, zijne woning en bijna ieder stuk huisraad
met kunstig snijwerk, eene gewoonte die onder de stammen
van het Maleische ras zelden wordt aangetroffen ( l3).
Daarentegen schijnen de Papoea’s in zedelijk gevoel en ge-
negenheid voor hunne betrekkingen zeer te kort te schieten.
In de behandeling hunner kinderen zijn zij dikwijls heftig en
wreed, terwijl de Maleiers bijna altijd zacht en vriendelijk
zijn, hunne kinderen zelden in hunne liefhebberijen en verma-
ken wedrstreven, en hun volkomen vrijheid laten zoodra zij
dit verlangen. Maar deze vreedzame betrekkingen tusschen
ouders en kinderen zijn ongetwijfeld grootendeels het gevolg
van het traag en onverschillig karakter van het ras, dat de
jongere leden nooit prikkelt om zieh ernstig tegen de ouderen
te verzetten; terwijl de strengere tucht der Papoea’s hoofdza-
kelijk wel het gevolg zal zijn van die grootere wakkerheiden
geestkracht, die altijd, vroeger of later, tot verzet van den