van November 1861—April 1862, opgenomen in Dl. XIV van het “ Tijd-
schrift voor Ind. taal-, land- en volkenkunde, uitg. door het Batav. Gen.” ,
bl. 403—431.
(ls) Zie over het geslacht Tanysiptera Dl. I , bl. 513, 514, en over
Tropidorhynchus Dl. I , bl. 34, noot 18, bl. 286, noot 7. Het geslacht
Lycocorax (Bp.) behoort, volgens Carus en Gerstäcker, I , S. 300, tot de
Corvinae en is verwant met Monedula. Over de Tanysiptera Boris ver-
gelijke men de verhandeling van Prof. Schlegel: Notice sur le sousgenre
Tanysiptera in “Nederlandsch Tijdschrift voor de Dierkunde” , Dl. HI,
bl. 269. Ofschoon erkennende dat de Tanysiptera’s van Morotai eenige
eigenaardigheden vertoonen, is de heer Schlegel van oordeel dat de soorten
die door Wallace en Gray jVais, B o ris, Galatea, Isis en A d s ge-
noemd zijn, alien slechts verscheidenheden zijn van Tanysiptera Bea
(Alcedo Bea van Linnaeus), en dat zelfs het vroeger door hemzelven, in
zijne “Vogels van Ned. Indie” , aangenomen soortverschil tusschen Bea en
Sabrina behoort weg-te vallen. Intusschen komt hier alles neder op de
vraag of de verscheidenheden in de verschillende localiteiten constant zijn,
wat slechts ten deele geloochend wordt. De polemiek tegen de vermenig-
vuldiging der soorten in het algemeen schijnt mij tegenover de Darwinisten
misplaatst. Hun is het daarbij niet te doen om den roem van wat nieuws
te hebben ontdekt, maar om de feiten te registreeren die tot bewijs
kunnen strekken voor de veranderlijkheid der soorten, waarop hun systeem
berust, en die het verschil tusschen verscheidenheid, mits zij constant zij,
en soort in den grond opheft.
DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
VAN TERNATE NAAR DE KAJOA-EILANDEN EN BATJAN.
(October 1858.)
Zoodra ik van Sahoe naar Ternate was teruggekeerd, be-
gon ik dadelijk toebereidselen te maken voor eene reis naar
Batjan, een eiland dat men mij eenstemmig geraden had te
bezoeken, sedert ik in dit gedeelte der Molukken was geko-
men. Toen alles gereed was, bleek het mij, dat ik verplicht
zou zijn eene boot te huren, daar zieh geene gelegenheid voor-
deed om eene plaats als passagier te krijgen. Ik begaf mij
derhalve naar de inlandscbe s ta d , maar vond er slechts twee
booten die ik huren kon, de eene veel grooter dan ik noo-
dig h ad , de andere veel kleiner dan ik wenschte. Ik koos de
kleinste, voornamelijk omdat zij mij nauwelijks een derde van
den prijs der andere zou kosten, maar ook omdat bij eene
vaart längs de kust een klein vaartuig gemakkelijker kan worden
bestuurd en in geval vau hevige windvlagen gemakkelijker
in veiligheid, kan worden gebracht, dan een groot. Ik
deed mij vergezellen door mijn Borneoschen jongen Ali, die