uit en zijn zoodanig van het overige afgezonderd, dat hunne
Fauna wel eenigszins verschillend zou kunnen zijn (2). Nogtans
hebben zij, bij een nog zeer onvolkomen onderzoek, ons niet
minder dan 250 soorten van landvogels opgeleverd, die bij na
geen van allen van elders bekend zijn, en waaronder vele tot
de merkwaardigste en schoonste onder de gevederde geslachten
behooren. Het zou overbodig zijn te zeggen, boeveel belang-
stelling wordt opgewekt door bet veel grootere onbekende ge-
deelte van dit eiland, de grootste terra incognita die den dier-
kundige nog te onderzoeken overblijft, en het eenige gebied
waar men nog verwachten kan dat wellicht geheel nieuwe
vormen des levens, waarvan men alle voorstelling mist/ zullen
gevonden worden. Het verblijdt mij däarom te kunnen zeggen,
dat er thans eenige kans is, dat dit groote land ons niet langer
geheel onbekend zal blijven. Het Nederlandsch Gouvernement
heeft een wel-uitgeruste stoomboot aangewezen om een dier-
kundige, den heer von Bosenberg (reeds meermalen in dit
werk vermeld) en eenige helpers naar Nieuw-Guinea over te
brengen, waar zij eenige jaren zullen doorbrengen met om de
kusten heen te varen, de groote rivieren zoover mogelijk naar
het binnenland op te stoomen, en uitgebreide verzamelingen
van zij ne natuurlijke voortbrengselen bijeen te brengen (3).
De zoogdieren van Nieuw-Guinea en de omliggende eilanden
die tot dusverre ontdekt werden, zijn niet meer dan 17 in
getal. Twee van deze zijn vledermuizen, de derde soort is
een zwijn van bijzondere soort (Sus papuensis), en al de ove-
rigen zijn buideldieren (4). De vleermuizen zijn ongetwijfeld
veel talrijker; maar wij hebben alle reden om te gelooven, dat
alle op het land levende zoogdieren die nog zullen gevonden
worden, eveneens tot de orde der buideldieren zullen behooren.
Een van deze is een echte kengoeroe, zeer overeenkomende
met eenige Australische soorten van middelbare grootte, en
is merkwaardig als het eerste dier van deze soort dat ooit
door een Europeaan gezien is. Het bewoont Misool en de Aroe-
eilanden, terwijl op Nieuw-Guinea een nauw verwante vorm
voorkomt, en het werd in 1714 levend te Batavia gezien en
beschreven door Cornelis de Bruyn (6). Een veel zonder-
linger schepsel is de boom-kengoeroe, waarvan twee soorten,
beide op Nieuw-Guinea te huis, bekend zijn. Deze dieren
verschillen in vorm niet zeer treffend van de grond-ken-
goeroe’s en schijnen nauwelijks genoegzaam gewijzigd voor
hunne bestemming om op de boomen te leven, daar zij
zieh vrij langzaam bewegen en niet zeer vast op de boom-
takken schijnen te staan. Zij hebben niet dien gespierden
staart, die het vermögen om te springen bij de andere soorten
zoo zeer bevordert, en hebben daarentegen aan de voorpöoten
sterk ontwikkelde nagels gekregen, die hun bij het klimmen
van dienst zijn; maar in andere opzichten schijnen deze dieren
beter geschikt om op den vasten grond te leven. Wellicht laat
zieh deze onvolkomen aanpassing aan hunne levenswijze verklären
door de omstandigheid dat er op Nieuw-Guinea geene
vleeschetende dieren zijn, en dat deze kengoeroes geen enke-
len vijand hebben dien zij moeten trachten door snel klimmen
te ontwijken. Nieuw-Guinea wordt verder bewoond door vipr
soorten van Cuscus, door den kleinen vliegenden opossum,
en door vijf andere kleine buideldieren, waaronder een niet
grooter is dan een ra t, en even als deze in de liuizen dringt
en op den voorraad te gast gaat.
De vogels van Nieuw-Guinea bieden ons de sterkst moge-
lijke tegenstelling met de zoogdieren, daar zij er talrijker en
schooner zijn, en meer vreemde, merkwaardige en sierlijke
vormen opleveren, dan op eenig auder eiland van den aard-
bodem. Behalve de paradijs vogels, waarover wij reeds genoeg
hebben uitgeweid, bezit het een zoodanig aantal andere merk-
waardige vogelsoorten, dat de ornitholoog in verzoeking komt
II 30