van de oppervlakte der aarde. Overal vinden wij onder onze
voeten de bewijzen, dat wäar nn land is, eenmaal zee is ge-
weest, en even zeker is het, dat waar nu oceanen zieh uit-
breiden, vroeger land werd gevonden, en dat die verandering
van zee tot land en van land tot zee niet slechts eens of
tweemalen, maar telkens weder gedurende eene ontelbare reeks
van eenwen heeft plaats gehad. De Studie nu van de versprei-
ding en verdeeling van dierlijk leven over de tegenwoordige
aardoppervlakte, dwingt ons om in die ged urige afwisseling
van land en zee, in dat ontstaan en verdwijnen van conti-
nenten, die opheffing en verzinking van eilanden, eene mächtige
werkelijkheid te erkennen, die zieh altijd en overal heeft
doen gelden en het voorname middel is geweest om de wijze
te bepalen waarop thans de levende wezens gegroepeerd en
over de aarde verspreid zijn. En wanneer wij gedurig stooten
op zulke kleine onregelmatigheden in de verspreiding, als die
welke zoo even werd beschreven, dan vinden wij de eenige
redelijke verklaring daarvan in die herhaalde opheffingen en
verzakkingen, waarvan de gedenkschriften wel in geheimzin-
nige, maar toch in nog te ontcijferen karakters op de organische
voortbrengselen der natuur zijn gedrukt.
De insecten van Nieuw-Guinea zijn minder bekend dan de
vogels, maar schijnen bijna evenzeer door schoone vormen en
schitterende kleuren uit te munten. De prächtige groene en gele
Omithopterae zijn er overvloedig en hebben zieh waarschijn-
lijk van dit punt uit westwaarts tot naar Indië verspreid.
Onder de kleinere vlinders vindt men er onderscheidene bij-
zondere geslachten van Nymphalieden en Lycaenieden, merkwaardig
door hunne groote gestalte, zonderlinge teekening en
schitterende tinten. De grootste en schoonste der nachtvlin-
ders met doorschijnende vleugels, Gocytia d’Urvillei, en de
groote fraai groene avondvlinder Nyctalemon Orontes worden
hier gevonden ( ,ä). De torren leveren ons vele soorten van
buitengemeene grootte en den schitterendsten metaalglans,
waaronder Tmesisternus mirabilis, een boktor van goud-groene
kleur, de bij uitnemendheid prächtige bloemkevers Lomaptera
Wallacei en Anacamptorhina fulgida, voorts Calodema Wal-
lacei, een der fraaiste onder de Buprestidae of prachtkevers,
en onderscheidene fraai blauwe snuitkevers van het geslacht
Eupholus, wellicht het meest de aandacht tot zieh trekken. In
De groote scliilddragende sprinkhaan.
bijna al de andere orden van insecten worden evenzeer groote
en ongewone vormen aangetroffen. Over de zonderlinge ge-
hoornde vliegen is reeds gesproken, en onder de Orthopteren
zijn de groote schilddragende sprinkhanen de merkwaardigste.
Bij de hier afgebeelde soort (Megalodes ensifer) is het borst-
stuk bedekt met een groot, driehoekig, hoornachtig schild,
twee en een bal ven duim lang, met zaagvormige randen, een
eenigszins golvende, holle oppervlakte, en een flauw getee-
kende middennerf, zoodat het groote overeenkomst heeft met
een blad. De glanzige vleugeldeksels, die, als zij geheel zijn