VIER-EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK.
NIEUW-CUINEA.
(Maart tot Juli 1858.)
jSfa mijne terugkomst van Halmaheira te Ternate, in Maart
1858, maakte ik schikkingen voor mijne langgewenschte reis
naar het groote eiland Nieuw-Guinea, waar ik hoopte, dat ik
verzamelingen zon knnnen maken, nog uitgebreider dan ik op
de Aroe-eilanden verkregen had. Het bleek mij bij deze gele-
genbeid boe arm Ternate is in artikelen die de Europeaan be-
boeft; want in alle magazijnen zocbt ik te yergeefs naar zulke
alledaagsche zaken als bloem van tarwe, metalen lepels, fles-
schen met wijden mond, bijenwas, een pennemes en een stee-
nen of metalen vijzel en stamper. Ik nam op mijne reis vier
bedienden mede: mijn eersten bediende Ali en een jongen van
Ternate, Djoemaat (Vrijdag) genaamd, om voor mij te schie-
ten; Lahagi, éen bedaard man van middelbaren leeftijd, om
hont te kappen en mij in het verzamelen van insecten bij te
staan; en Loisa,, een Javaanschen kok. Daar ik wist, dat ik
te Doreh, waarheen de reis was, een huis zou moeten bou-
wen, nam ik tachtig kadjangs of waterdichte matten, • van
pandan-bladeren gemaakt, mede, om daarmede dadelijk bij
het aan wal gaan mijne bagage te bedekken, en er nader-
band het dak uit te maken van mijn huis (').
Wij vertrokken den 25sten Maart met den schooner “Hester
Helena”, toebehoorende aan mijn vriend den heer van Duiven-
bode, en bestemd voor eene handelsreis längs de Noordkust
van Nieuw-Guinea. Windstilten en labberkoelten belemmerden
onzen voortgang, zoodat wij eerst na drie dagen Ganneh, nabij
het zuidelijk uiteinde van Halmaheira bereikten (2). Hier ver-
toefden wij om onze watervaten te vullen en provisie in te
nemen. Wij kochten kippen, eieren, sago, pisangs, bataten,
pompoenen, Spaansche peper, visch en gedroogd hertenvleesch,
waarna wij in den namiddag van den 29sten de reis naar de
haven van Doreh’ voortzetten. Wij vonden het evenwel lang
niet gemakkelijk om vooruit te komen; want zoo dicht bij den
evenaar missen de moesons alle regelmatigheid, en nadat wij
de Zuidpunt van Halmaheira waren voorbijgevaren, kregenwij
weder stilten met kleine windstooten en tegenstroomen, waar-
door wij vijf dagen lang dezelfde eilandjes tusschen de ge-
noemde punt en Poppa in het oog hielden. Daarop voerde ons
een rukwind voor den ingang van straat Dampier, waarna de
wind weder stilde, zoodat wij wel drie dagen werk hadden
om door de straat te kruipen (3). Onderscheidene inlandsche
kano’s kwamen , aan de ebne zijde van Waigeoe, aan de andere
van Batante> op ons af, en boden ons eenige gewone schel-
pen, matten van palmbladeren, kokosnoten en pompoenen te
koop aan. Gewoon om hnnne snuisterijen aan walvischvaarders
en Chineesche schepen te verkoopen, wier bemanning steeds
bereid is om alles met tweemaal de waarde te betalen, waren
zij zeer buitensporig in hunne eischen. Mijn eenige inkoopen be-
stonden in een dobber, behoorende bij een harpoen om schild-
padden te vangen, en uitgesneden in den vorm vaneenvogel,
en een zeer net gemaakte doos van palmbladeren, welke arti