den in het rechthuis te Dobho vergaderingen gehouden met de hoofden,
die uit de verschillende dorpen derwaarts worden opontboden, wat echter
niet buitensluit dat de reizende ambtenaar met zijn gevolg vaak ook on-
derscheidene dorpen bezoekt.
(3) De Kei-eilanders die hnnne waren gHIolie, klappemoten, aardewerk
en booten — naar Aroe brengen, verhuren daar tevens hunne diensten
als scheepstimmerlieden bij de reparatie der handelsvaartuigen. Als in de
maanden Maart en April de padoeakans zijn op strand gehaald, en de
eigenaar van de Voorwals-hoofden tegen eene geringe retributie verlof heeft
gekregen om het noodige hout te doen kappen, worden de door hem ge-
huurde Kei-eilanders met deze taak en met de herstelling der vaartuigen,
die dikwijls schier geheele vernieuwing i s , belast. Zie Bosscher in Tijdschr.
v. h. Bat. Gen., Dl. n , bl. 370.
(’) Zie boven bl. 73. De tomtom is eigenlijk de gewone trom der
Hindoes, bestaande uit een half-gelooide schapenhuid, die over den wijden
mond van een aarden of ijzeren vat is gespannen, en waarop met een
stok of lederen riem wordt geslagen. Men zal echter hier het woord wel,
in rnimeren zin, moeten opvatten van de verschillende soorten van trom-
men bij de bevolking van den Archipel in gebruik, b. v. van de tifa’s
der Alfoeren. Men schrijft tomtom of tamtam. Het woord is kennelijk klank-
nabootsend.
(4) Men kan hierbij denken öf aan de rebab (arbab) , de viool die Ja-
vanen en Maleiers aan de Arabieren en Perzen ontleend hebben, öf aan
de Jcong-a-hian der Chineezen.
C) Br is geen ander vermaak, dat bij de Maleische volken zoo alge-
meen en zoo geliefd is als de hanengevechten. Op Java, waar ze verboden
zijn, worden toch nog dikwijls op afgezonderde plaatsen een paar hanen
tegen elkander losgelaten; op Sumatra heeft men op sommige plaatsen de
bevolking zien verloopen, omdat de ambtenaren het verbod van hanengevechten
wilden doordrijven. Over de wetten en gebrniken der hanenvecht-
baan zou men een boek kunnen volschrijven. Uitvoerig wordt er o. a. over ge-
handeld door Newbold, “British settlements in the straits ofMalacca,” V. II,
p. 179, en in het Tijdschrift voor Ned. Indig, Jaarg. 1869 , Dl.II, bl. 115.
(6) Dit spei heet op Sumatra, waar het zeer gebruikelijk is, tjepalc.
Men drijt't ook wel den bal met een stuk veerkrachtige boomschors, dat
aan de binnenzijde van het rechterbeen op de hoogte van den enkel is
aangebonden. Zie Pruys van der Hoeven, “Brieven over Sumaira” , I , bl. 36.
(7) Deze prijsopgaven zijn echter bijzonder laag en strooken niet met die
van van der Crab, “de Moluksche eilanden’’, blz. 87, en van Bosscher.
Volgens eerstgenoemden schrijver was in 1859 de prijs van Europeesche
sitsen / 1 2 en van ongebleekte katoenen en madapollams / 8 per stuk, van
geweren / 1 2 het stuk en van boslemmer messen f 2 het dozijn. Voor messen
en scharen wordt in den Eng. tekst “three-halfpence” het stuk op-
gegeven. Dit is slechts 7£ cent. Ik heb vertaald als stond er “three-pence’ ’,
en te laat de vergissing bemerkt.
(s) Het vraagstuk dat hier door den schrijver op zijne wijze behandeld
wordt, is inderdaad een der groote vraagstukken die in onzen tijd hoofden
en harten van alle menschenvrienden vervullen. Het is ontegenzegge-
lijk dat de groote fabriek-industrie onzer dagen ön elders, en vooral in
hären hoofdzetel Engeland, eene zorgelooze, onwetende en daardoor diep
ellendige bevolking kweekt, die zieh roekeloos vermeerdert, zonder het
besef dat de redelijke mensch verantwoordelijk is voor het welzijn der
kinderen aan wie hij het leven geeft. Wallace, die zelf door de leer van
Malthus omtrent de bevolking het eerst op het denkbeeid van de natuur-
heus is gebracht, kan onmogelijk de groote waarheid miskennen, in die
leer gelegen, al is het ook dat zij in overdreven vorm is voorgesteld.
Zelfbedwang, het gevolg van zedelijke en verstandelijke verheffing, en het
daardoor gekweekt besef van persoonlijke waarde en waardigheid, is, naar
ik geloof, het eenige afdoende middel tegen het pauperisme. De wetgeving
kan daaraan bevorderlijk zijn door den arbeid van kinderen in de fabrie-
ken te verbieden, een goed onderwijs algemeen toegankelijk en des noods
verplicht te maken, de vorming van verstand en hart bij den werkman
op allerlei wijze te bevorderen. Daarentegen geloof ik dat niets dan eilende
het gevolg zou zijn van rechtstreeksche maatregelen om het fabriekwezen
te beperken en zijne döbouehö’s te sluiten; terwijl het mij voorkomt dat
de schrijver de voordeelen die de goedkoope en gemakkelijke verkrijging
van Europeesche artikelen aan den wilde verschaff, te laag stelt en de
nadeelen te breed uitmeet. Dat een wilde zaken van nuttig gebruik, die
hij zelf niet vervaardigt of vervaardigen kan, tot geringen prijs kan ver-
krijgen, is geheel in zijn voordeel, en de luiheid zal niet gevoed worden
omdat hij door den handel artikelen goedkoop krijgen kan, die hij anders
in het geheel niet zou kunnen krijgen. Veel bedenkelijker is het wanneer