men ziet er niet het kleinste stukje land, geen zweem van
plantengroei, maar een groot, ver in zee uitstekend dorp
sehijnt op de baren te drijven. Natuurlijk is dit slechts schijn,
en is er werkelijk een klein, eiland, ter grootte van eenige
bunders; maar de huizen zijn er zoo dicht rondom heen op
palen in het water gebouwd, dat het daardoor geheel aan het
oog wordt onttrokken. E r wordt hier veel handel gedreven;
want Kilwaroe is de stapelplaats der voortbrengselen van deze
oostelijke zeeen en de woonplaats van vele Boegineesche en
Ceramsche kooplieden, waartoe het is uitgekozen wegens zijne
ligging aan het eenige bruikbare vaarwater tusschen de uitge-
strekte ondiepten die Ceram-laut en het oostelijk uiteinde
van Ceram omzoomen. Wij hadden nu tegenwinden uit het
Oosten en waren verplicht nagenoeg dertig mijlen ver over
de ondiepe koraalriffen van Ceram-laut te boomen. Het eenige
gevaar op dien tocht liepen wij toen hij nagenoeg volbracht
was; want terwijl wij bezig waren naar Manawoka (,s) , het
grootste van de Goram-eilanden, op te roeien, werden wij door
een sterken westwaartschen stroom zoo snel medegevoerd, dat
ik mij een oogenblik bijna verzpkerd hield dat wij het eiland
niet zouden bereiken. Ware dit geschied, onze toestand zou
niet slechts onaangenaam, maar ook gevaarlijk zijn geweest;
want daar juist een oostewind was opgestoken, zouden wij
wellicht dagen lang buiten staat zijn geweest om terug te
keeren, en wij hadden nauwelijks voor één enkelen dag water
aan boord. Op het beslissend oogenblik diende ik mijne man-
schappen een borrel toe, die aan hunne armen nieuwe kracht
gaf, met dit gelukkig gevolg dat wij nog juist bij tijds over
de kracht van den stroom zegevierden.
Bij onze aankomst op Manawoka vernamen wij dat de Badja
zieh op het tegenoverliggende eiland Goram bevond; men gaf
hem echter dadelijk bericht van Onze komst, en wees ons in-
middels een groote schuur tot verblijfplaats aan. Des avonds keerde
de Badja terug, en den volgenden dag bracht hij mij een be-
zoek waarbij mij bleek, zooals ik trouwens verwacht had,
dat ik reeds drie jaren te voren kennis met hem gemaakt
had op de Aroe-eilanden (,9). Hij was zeer vriendelijk en wij
koutten langen tijd met elkander; maar toen ik hem om een
boot en bemanning vroeg om mij naar de Kei-eilanden te
brengen, maakte hij allerlei zwarigheden. Er waren, zeide
hij, geene prauwen voorhanden, daar allen naar de Aroe- en
Kei-landen op weg waren; of, zoo men er al eene enkele
vinden mocht, zou men ze toch niet kunnen bemannen, daar
het de tijd was waarop alien van huis waren om handel te drijven.
Intusschen beloofde hij mij zijn best te doeu, en ik was
wel verplicht geduldig te wachten. De volgende twee of drie
dagen werd de zaak meermalen besproken en werden telkens
nieuwe moeilijkheden te berde gebracht. Inmiddels had ik den
tijd om het eiland en de bevolking te onderzoeken.
Manawoka is omstreeks 15 palen lang en niets dan een
opgestuwd koraalrif. Twee- of driehonderd eilen van de kust
r i jz e n klippen van koraalrots, op vele plaatsen loodrecht, tot
honderd k tweehonderd voet omhoog; en zoodanig is, naar ik
vernam, het karakter van het gansche eiland, waarin geene
andere soort van rots en geen enkele stroom van water worden
aangetroffen. Eenige spleten en kloven dienen tot paden
naar de kruin dezer klippen, die een open golvend plateau
vormt, waarop de inboorlingen voornamelijk hunne tuingron-
den hebben (so).
De bevolking van dit eiland, althans de aanzienlijke klasse,
is van een veel zuiverder Maleisch ra s, dan de Mohammedanen
op Ceram, hetgeen misschien daaraan is toe te schrijven, dat
op deze kleine eilanden geene inboorlingen waren, toen er
zieh de eerste Maleische kolonisten vestigden. Op Ceram vor-
men het Alfoersche en Papoesche ras het heerschend type, en
de Maleische trekken vertoonen er zieh zelden scherp getee