uitgespreid, van ’t ééne einde tot het andere meer dan negen
duim meten, zijn fraai groen en schoon geaderd, zoodat ook
zij sommige der groote, blinkende tropische bladeren treffend
nabootsen. Het lichaam is kort en eindigt bij het wijfje in een
langen, gebogen, zwaardvormigen eierlegger (niet te zien op
de afbeelding) en de pooten zijn allen lang en sterk gedoornd.
Deze insecten zijn traag in hunne bewegingen, daar zij zieh
voor hunne veiligheid kunnen verlaten op hunne overeenkomst
met gebladerte, op hun hoornachtig schild en op hunne door-
nige pooten.
De groote eilanden ten Oosten van Nieuw-Guinea (u ) zijn
zeer weinig bekend, maar het voorkomen aldaar van karmo-
zijnen lori’s , die geheel gemist worden in Australie, en van
kaketoe’s verwant met die van Nieuw-Guinea en de Molukken,
bewijst dat zij tot de Papoesche groep behooren, en wij zijn
dus in staat gesteld de grenzen van Insulinde te bepalen als
zieh oostwaarts uitstrekkende tot aan de Salomon’s-eilanden.
Daarentegen schijnen Nieuw-Caledonië en de Nieuwe Hebriden
nader verwant te zijn met Australie ; en de overige eiland-
groepen in den Stillen Oceaan, ofschoon zeer schaars met alle
vorm'en des levens bedeeld, vertoonen eenige eigenaardighe-
den die ons noodzaken ze als een op zieh zelf staand gebied
te beschouwen. Ofschoon ik gemakshalve steeds de Molukken
als eene afzonderlijke zoölogische groep van Nieuw-Guinea heb
afgescheiden, heb ik er toch tevens op gewezen dat zij hunne
Fauna hoofdzakelijk van dat eiland hebben ontvangen, even-
als die van Timor hoofdzakelijk van Australie afkomstig is.
Indien wij het Australische gebied alleen met het oog op de
verspreiding der dieren wilden verdeelen, zouden wij het in
drie groote groepen splitsen, waarvan de eerste Australie
(Nieuw-Holland), Timor en Yan Diemensland, de tweede
Nieuw-Guinea met de eilanden Boeroe tot den Salomon’s archipel,
en de derde het meerendeel der eilanden van den Stillen
Oceaan zou omvatten.
De betrekking tusschen de Fauna van Nieuw-Guinea en die
van Australie is eene zeer nauwe. Zij is het scherpst getee-
kend in de mammalia door den overvloed van buideldieren
en het schier geheel ontbreken van alle andere vorm'en van
op het land levende zoogdieren. In de vogels loopt zij minder
in het oog, ofschoon zij toch zeer düidelijk is; want al de
merkwaardige vormen der oude wereld die aan het ééne land
ontbreken, worden ook gemist in het andere, zooals fazanten,
boschhoenders, gieren en spechten; terwijl kaketoe’s , breed-
staartigé papegaaien (,5) , podargi en de groote familiSn der
honigzuigers en loophoenders, met vele andere, te zamen niet
minder dan 22 geslachten van de landvogels omvattende, aan
beide landen gemeen en geheel daartoe beperkt zijn.
Wanneer wij acht geven op de verwonderlijke ongelijkheid
dier twee landen in al die voorwaarden van physische ge-
steldheid die men vroeger aannam dat de levensvormen be-
paalden — Australie met zijne open vlakten, steenachtige
woestijnen, uitgedroogde rivieren en veranderlijk gematigd
klimaat; Nieuw-Guinea met zijne weelderige bosschen, gelijk-
matig heet, vochtig en altijd groen — dan is deze groote ge-
lijkheid in hunne voortbrengselen verbazend en wijst onmis-
kenbaar op een geméenschappelijken oorsprong. De overeenkomst
is op verre na niet zoo sterk geteekend in de insecten,
en de reden daarvan is klaarblijkelijk, dat deze klasse
van dieren in veel hooger mate onmiddellijk afhankelijk is van
plantengroei en klimaat, dan de hooger ontwikkelde vogels
en zoogdieren. Ook wordt de overgang der insecten van het
eene land naar het andere veel meer door de natuur begun-
stigd, en hebben zij zieh wij d verspreid over ieder district dat
voor hunne ontwikkeling en vermeerdering geschikt was. Dus
hebben zieh de reusachtige Ornithopterae van Nieuw-Guinea