de Mohammedanen en alleen in hunne neiging tot dronken-
schap bij hen achterstonden (4).
Op een schriftelijk verzoek om eene prauw waarin ik mijne
reis kon vervolgen, gericht aan den Adsistent-resident van
Saparoea, wiens gebied zieh tot het tegenoverliggend gedeelte
van Cerams kust uitstrekt (5) , ontving ik eene boot grooter
dan ik noodig h ad , met eene bemanning van twintig koppen.
Ik nam dus afscheid van mijn vriendelijken gastheer kapitein
van der Beek, en vertrok nog dienzelfden avond naar het dorp
Elpapoetih, dat wij in twee dagen bereikten. Ik had mij voor-
gesteld hier eenigen tijd te vertoeven, doch daar het voorko-
men der plaats mij niet aanstond, omdat er geen maagdelijk
woud in den omtrek te vinden scheen, besloot ik de baai van
Amahai (6) omstreeks 12 (Eng.) mijlen verder in te varen, tot
aan een nieuw gebouwd dorp, waar zieh inboorlingen uit het
binnenland gevestigd hadden en op kosten van eenige burgers
van Amboina uitgestrekte cacao-plantages werden aan-
gelegd. Ik bereikte de plaats, Awaja geheeten, nog dienzelfden
namiddag, en erlangde door de hulp van den heer P eters,
den bestuurder der plantages, en van het inlandsche hoofd,
een klein huis. Nadat mijne bagage aan wal gebracht was,
betaalde ik de twintig mannen die mij herwaarts gebracht
hadden, en waarvan twee mij bijna krankzinnig hadden gemaakt
door den ganschen weg over op tamtams te slaan, en
liet hen daarop met de boot vertrekken.
Ik vond de bevolking hier nagenoeg in den natuurstaat,
schier geheel zonder kleederen. De mannen dragen hun kroezig
haar in een platten ronden knoop saamgebonden over den linker
slaap, wat hun een voorkomen van doortraptheid geeft. In
de ooren dragen zij houten cylinders, zoo dik als een vinger,
en aan de einden roodgekleurd. Arm- en enkelbanden van ge-
vlochten gras of van zilver en halsketens van kralen of kleine
vruchten voltooien hunne uitrusting. De vrouwen dragen dergelijke
sieraden, maar laten het haar los hangen. Allen zijn
lang, donkerbruin van k leu r, en hebben scherp geteekende Pa-
poesche trekken. Er is in het dorp een Amboineesche school-
rneestersen een aanzienlijk getal kinderen bezoeken elken morgen
de school. Diegenen onder de bevolking die Christenen
geworden zijn, kan men daaraan kennen dat zij het haar los
dragen en tot zekere hoogte de gewone kleeding der inlandsche
Christeüen — een broek en een los hemd — hebben aange-
nomen. Slechts zeer weinigen spreken Maleisch; want al deze
kustdorpen zijn eerst in den nieuwsten tijd opgebouwd door
inboorlingen, die men genoopt heeft het ontoegankelijk binnenland
te verlaten. In het gansche centrale gedeelte van Ceram
is slechts één enkel volkrijk dorp in het gebergte overgeble-
ven. Eenige weinige andere vindt men meer Oostwaarts en
in het uiterste Westeinde; maar met deze uitzonderingen is
de geheele bevolking van Ceram op de kust samengedrongen.
In de noordelijke en oostelijke districten belijdt zij meerendeeis
den Islam ; maar de bewoners van het zuidwestelijk deel,
het naast bij Amboina, zijn doorgaans Christenen, althans
in naam.
In al deze deelen van den Archipel doet het Nederlandsch
gezag zeer prijzenswaardige pogingen om den toestand der
inboorlingen te verbeteren door in ieder dorp seboolmeesters
te plaatsen (doorgaans afkomstig van Amboina en Saparoea
en onderwezen door de daar gevestigde zendelingen}, en door
inlandsche vaccinateurs te gebruiken, ten einde de verwoes-
tingen der kinderziekte te voorkomen. Ook worden Europeanen
aangemoedigd om zieh hier neêr te zetten en nieuwe plantages
van koffie en cacao aan te leggen, een der beste middelen
om den inlander in een beteren toestand te brengen, wijl hij
daardoor werk krijgt tegen behoorlijk dagloon, en zijn smaak
en levenswijze eenigermate naar die der Europeanen leert
vormen.