zien hoe ik het best naar Dodinga zou komen. Gelukkig
slaagde ik er in een kleine boot te buren, die mij nog denzelf-
den nacht met mijne twee bedienden en mijn bagage derwaarts
bracht.
Twee oi d rie ja ren later (,9J, en omstreeks evenlang vöör
het tijdstip waarop ik het Oosten verliet, gaven de Nederlan-
ders al hunne slaven de vrijheid, met betaling eener kleine
vergoeding aan de eigenaars. Geene siechte gevolgen waren
merkbaar. Als vrucht der vriendschappelijke betrekkingen die
altijd tusschen hen en hunne meesters bestaan hadden, en die
zonder twijfel ten deele waren toe te schrijven aan de zorg
van het Gouvernement om hun rechten te verzekeren en hen
tegen wreedheid en siechte behandeling te beschermen, bleven
velen in denzelfden dienst, en na kleine tijdelijke moeilijkheid
in sommige gevallen, keerden schier allen tot den arbeid
terug, hetzij voor hunne oude, hetzij voor nieuwe meesters.
Het Gouvernement nam den zeer gepasten maatregel van elken
bevrijden slaaf onder het toezicht der politie te stellen. Zij
werden verplicht aan te toonen dat zij arbeidden voor den
kost en een of ander eerlijk middel van bestaan hadden.
Allen die daartoe buiten Staat waren, werden op laag loon bij
de publieke werken geplaatst, en daardoor voor deverzoeking
tot dieverij en andere misdaden bewaard, waiartoe de opge-
wondenheid over de pas verk regen vrijheid en de weerzin
tegen den arbeid al licht aanleiding hadden kunnen geven.
A A N T E E K E N I N G E N .
(') Wallace schrijft “Gilolo” , doch zie Dl. I , hl. 29, noot 5. Met de
vier vulcanische eilanden, waarvan Wallace hier spreekt, bedoelt hij waarschijnlijk
Makjan, Motir, Tidore en Ternate; de kleinere, daartusschen
liggende rulcanische eilanden, Mareh, Mitarra en Hira, houdt hij niet voor
wäre vulcanen, ofschoon door vnleanische werking ontstaan. Zie hoofdstuk
XXm, waar wel is waar Motir meer als van gelijken aard met Mareh
wordt voorgesteld, maar met de erkenning dat de vorm die van een echten
vulcaan is en nog in 1778 eene uitbarsting plaats had. De hoogte van de
pieken van Ternate (ook Gama Lama genoemd) en van Tidore wordt, zoo
het schijnt, door Wallace te laag gesteld. Eeinwardt bevond door barometrische
waarnemingen, wier nauwkeurigheid hij zegt dat volkomen te ver-
trouwen i s , dat de berg van Temate eene hoogte heeft van 5567 Engel-
sche of 5404 Eijnlandsche voeten (Eeize, bl. 492). De berg van Tidore
is ook volgens hem nog iets hooger, t. w. 5598 Engelsche of 5435 Eijnl.
voeten (Aid., bl. 499). Yolgens Porsten is de piek van Temate 5,336,
die van Tidore 5,376 Eijnl. voeten hoog, zoodat, bij een gering verschil
in de totaal-cijfers, de onderlinge verhouding nagenoeg dezelfde blijft.
(2) Deze leveren namelijk het zoogenaamde gaba-gaba. De dikke blad-
stelen van den sago-palm worden tot dat einde, liefst voor zij hun volko-
komen wasdom bereikt hebben, ter lengte van 6 tot 10 voetgekapt, daarna
gedroogd, en tot vorming van beschotten in houten ramen gevat, terwijl
de onderlinge verbinding alleen met houten pennen plaats heeft. Zulke beschotten,
die spoedig een fraaie, glanzig bruine kleur aannemen, kunnen
van 10 tot 15 jaar duren.
(3) Dit is niet het bekende alang-gra,s (Imperata arundinacea) , maar
eene nog hoogere en grovere soort, het glagah (Saccharum. sponlaneum).
Zie Eeinwardts “Eeize” , bl. 487.
(4) Namelijk in 1763. Ygl. Bleekers “Eeize,” bl. 177. Batu-angas in den
Eng. tekst is een verkeerde schrijfwijze (waarschijnlijk uit een drukfout
ontstaan) voor Batu-nngus.
(5) De schrijver kan hier slechts het fort Oranje bedoelen, dat tusschen
het Chineesche en Makassaarsche kamp lig t, van welk laatste de inlandsche
stad of het eigenlijk Ternate (de Europeesche stad met de beide genoemde
kampen heet Malajoe) zieh in noordwaartsche richting uitstrekt tot aan
het fortje Terlokko of Hollandia. Doch Wallace vergist zieh als hij meent
dat het fort Oranje van Portugeeschen oorsprong is. Het Portugeesche
hoofdfort Gama Lama is in 1663 door de Portugeezen verlaten en daama
op last der Compagnie gesiecht. Ook van de overige kleinere versterkin