schrikt sprong kg achteruit ea maakte zieh gereed om te
schieten, maar hij kon het dier niet goed in het oog krijgen,
zoodat het ontkwam, als wäre h e t, zeide h ij, een boom geweest
die door het gras werd gesleept. Daar hij verscheidene
malen groote slangen geschoten had, maar die allen, zooals
hij verklaarde, in vergelijking met deze als niets waren, moet
ik gelooven dat het werkelijk een monster geweest is. Zulke
dieren komen hier niet zelden voor; een man die in mijne
nabijheid woonde, liet mij op zijne dij de sporen zien van de
tanden eener slang die hem dicht bij zijn huis had aangeval-
len, en die groot genoeg was geweest om met zijn muil de
geheele dij te omspannen. De man zou dan ook naar allen
sebijn gedood en verslonden zijn, indien niet op zijn geschreeuw
de buren waren afgekomen, die met hunne parangs de slang
hadden afgemaakt. Zij moet, volgens de gegeven aanduidingen,
wel twintig voet lang zijn geweest, maar die waarvan Ali
sprak, was waarschijnlijk nog veel langer.
Meermalen was het voor mij een eigenaardig genot om te
zien hoe eene inlandsehe h u t, weinige dagen nadat ik ef bezit
van genomen had, een bewoonbaar verblijf was geworden.
Mijn huis te Wai Poti was een kale schuur, aan de 6ene
zij de met een bamboezen vloer van vrij aanmerkelijken omvang,
omstreeks drie voet boven den grond verheven. Aan het 6ene
einde van dien vloer hing ik mijn muskietengordijn, en verder
schoot ik een gedeelte af met een grooten Schotschen plaid
en verschafte mij zoo een aardig slaapkamertje. Ik plaatste
een ruw tafelblad op pooten die in den aarden vloer waren
vastgezet, en zette mij daarbij neder in mijn gemakkelijken
rotanstoel. Op een touw in een der hoeken gespannen, hingen
mijne dagelijks gewasschen katoenen kleederen, en op een
plank van bamboe was mijn kleine voorraad van aarde- en
ijzerwerk gerangschikt. Längs de atappen wanden waren mijne
doozen geplaatst, en hangplanken, waarop ik het verzamelde
droogde, om het zoo goed mogelijk voor de mieren te bewaren,
hingen zoowel buiten als binnen het huis. Op mijne tafel lagen
boeken, pennemessen, scharen, tangetjes en spelden, met eti-
ketten voor vogels en insecten, — alles onoplosbare geheime-
nissen voor de inlanders.
De meeste lieden hier hadden nooit een speld g ezien,ende
beter onderrichten waren er niet weinig trotsch op hunne meer
onwetende makkers te kunnen bekend maken met de eigen -
aardigheden en het nut vad dat wonderlijk product der Euro-
peesche nijverheid — een naald met een kop en zonder oog.
Zelfs papier dat wij ieder oogenblik in de voddenmand wer-
pen, was voor hen een merkwaardigheid; en dikwijls zag ik
dat zij kleine strooken, die uit het huis waren weggeveegd,
opraapten en zorgvuldig in hun betelzak borgen. En wanneer
ik ’s morgens mijn koffie of ’s avonds mijn thee dronk, wat
werden er dan niet een massa vreemde zaken voor hen ten
toon gespreid! Trekpot, kopjes en lepeltjes waren allen meer
of min merkwaardig in hunne oogen; thee, suiker, beschuit
en boter waren voedingsartikelen die velen hunner nooit meer
gezien hadden. Een vroeg mij of dat witachtige poeder “goela
pasir” (d. i. zand-suiker) wa s; want zoo noemen ze onze suiker
om ze van de ruwe inlandsche palmsuiker in klompen of als
stroop te onderscheiden; en de beschuit houden zij voor eene
soort van Europeesch sagobrood, waarvan de inwoners dier
verre gewesten bij gemis van het echte artikel gebruik maken.
Mijn streven was natuurlijk geheel en al boven hun bevatting.
Telkens vroegen zij mij wat de blanke menschen toch deden
met de vogels en insecten voor welker bewaring ik mij zoo-
veel moeite gaf. Had ik mij bepaald tot het verzamelen van
hetgeen schoon i s , dat hadden zij misschien eenigermate kunnen
begrijpen;' maar waarom mieren en vliegeu en kleine leelijke
insecten met zoo veel zorg werden bijeengebracht en bewaard,
dat was hun een onbegrijpelijk raadsel, slechts op te lossen
10