afstand van liet huis, legde al de voorwerpen een paar uren
in den zonneschijn, en raakte op deze wijze zonder nadeel van
mijne gasten bevrijd, die gelukkig tot eene onschadelijke soort
kadden behoord.
Dobbo bad nu een levendig voorkomen. Yijf of zes nieuwe
huizen waren aan de straat toegevoegd; de prauwen waren
alle naar de Westzijde van de landpnnt gebracht en daar op
het strand gehaald, en men was nu bezig ze te breeuwen en
met een dikke laag kalk voor de tehuisreize te bestrijken,
waardoor ze in netheid en helderheid uitblonken boven alles
wat de plaats te zien gaf. De meeste kleine booten waren van
den “Achterwal”, zooals de naar Nieuw-Guinea gekeerde zijde
der eilanden genoemd wordt, teruggekomen. Overal was men
bezig brandhout achter de woningen op te stapelen; zeilmakers
en timmerlieden waren druk aan den arbeid; parelmoerschel-
pen werden tot pakken samengebonden; en de zwarte en af-
zichtige gerookte tripang werd nog eens voor de laatste maal
in de zon gelegd voor ze werd ingeladen. Het gedeelte van
het scheepsvolk dat kon gemist worden, hield zieh bezig met
het veilen en afkappen van houtwerken (s) , en booten van
Oeram en Goram losten onophoudelijk sago-broodjes ten ge-
bruike der huiswaarts keerende varensgezellen. De hoenders,
eenden en geiten, gemest met den afval van het voedsel eener
dichte bevolking, zagen er vet en welgedaan u it, en de var-
kens der Chineezen verkeerden in een Staat van zwaarlijvig-
heid die hun een vroegen dood voorspelde. Parkieten, lori’s
en kaketoe’s van wel een dozijn verschillende soorten zaten
op stokken van bamboe, bij de deuren der woningen opge-
hangen, naast metaalgroene en witte vruchtduiven, die op
den middag en des avonds welluidend roekoekten. Jonge ka-
zuarissen, wonderlijk bruin en ¿wart gestreept, zwierven rond-
om de huizen of sprongen en dartelden als speelzieke
jonge katjes in den warmen zonneschijn, en soms zag men