verbetering in hun toestand. Daar zij ze op verreu afstand in
het bosch moesten vangen, brachten zij er mij zelden een dien
zij niet met de pooten aan een stok gebonden en in dien Staat,
tot zij een tweeden vingen, in huis bewaard hadden. De arme
dieren deden kraehtige pogingen om zieh te bevrijden, vielen
in de asch, of bleven aan den poot hangen tot hij gezwollen
en half verteerd was, en dikwijls stierven zij verhongerd of
verworgd. Bij een hunner was de fraaie kop bemorst door de
hars die van een dammar-toorts was afgedropen; een andere
was zoo lang dood geweest, dat zijn maag groen begon te
worden. Gelukkig evenwel is de huid en het gevederte dezer
vogels zoo vast en sterk, dat zij het wasschen en reinigen
beter dan schier eenige andere soort kunnen verdragen; en door-
gaans gelukte het mij de van de inlanders verkregen exem-
plaren zoo goed schoon te maken, dat zij niet merkbaar ver-
schilden van die welke ik zelf had geschoten.
In die enkele gevallen waarin mij de vogels gebracht werden
denzelfden dag dat zij gevangen waren, had ik gelegen-
heid hen in al hunne schoonheid en levendige geaardheid
waar te nemen. Zoodra mij bleek dat zij mij doorgaans levend
werden gebracht, liet ik door een mijner bedienden een groote
bamboezen kooi maken, met bakjes voor eten en water, in
de hoop dat ik in Staat zou zijn er eenigen in het leven te
houden. Door de inboorlingen liet ik mij takken brengen beladen
met eene vrucht daar zij zeer op verlekkerd waren, en
het was mij een groot genoegen te zien dat zij er gretig van'
aten, terwijl zij ook alle levende sprinkhanen die ik voor hen
kon bijeenbrengen, met graagte verzwolgen, na hun de pooten
en vleugels te hebben uitgetrokken. Zij dronken water in
overvloed, en waren gedurig in beweging, in de kooi van stok
tot stok springende, zieh er nu eens van boven dan eens ter
zij de aan vastklemmende, en den eersten dag totdat de nacht
viel, zelden een oogenblik rust nemende. Maar den tweeden
dag waren zij altijd minder vlug, ofschoon zij even hongerig
bleven, en op den morgen van den derden dag lagen zij bijna
altijd dood op den bodem van de kooi, zonder eenige blijk-
bare reden. Sommigen aten behalve vruchten en insecten ook
nog gekookte rijst; maar hoe ik het ook aanlegde, niet een
van de tien waarmede ik achtereenvolgens de proef nam, bleef
langer dan drie dagen in het leven. Den tweeden en derden
dag waren zij lusteloos, en doorgaans kregen zij stuiptrekkin-
gen, vielen van hun stok en stierven kort daarna. Ik nam de
proef met jonge zoowel als met volwassen vogels, maar
steeds met denzelfden uitslag, zoodat ik ten laatste de zaak
als hopeloos opgaf, en mijne aandacht geheel wijdde aan het
bewaren van exemplaren in den best mogelijken toestand.
De roode paradijsvogels worden n iet, zooals de verwante
soorten van Nieuw-Guinea en de Aroe-eilanden, met stompe
pijlen geschoten ( " ) , maar op eene zeer vernuftige wijze ge-
strikt. Zekere groote tot de Aroideeen bekooronde klimplant
draagt roode, als met een net bekleede vruchten, waarvandeze
vogels groote liefhebbers zijn. De jagers steken deze vruchten op
een stevigen vorksgewijs vertakten sto k , en voorzien zieh van een
dun maar sterk touw. Daarop zoeken zij in het bosch een boom uit.
waarop deze vogels gewoon zijn zieh ne er te zetten, klimmen in
dien boom, maken den stok aan een der takken vast en leggen op
zoo behendige wijze een strik in het touw, dat de pooten van den
vogel, wanneer hij van de vrucht komt snoepen, er in verward
raken, terwijl zij door aan het afhangende eind van het touw
te trekken, den stok losmaken, zoodat hij met vogel en al
naar beneden komt. Wanneer de vogels elders overvloed
van voedsel vinden, gebeurt het somtijds dat de jager van
den morgen tot den avond met zijn touw in de hand onder
den boom zit, ja zelfs twee of drie dagen achtereen moet
wachten, eer in het lokaas gebeten wordt; maar aan den anderen
kant gebeurt het ook wel, indien hij zeer gelukkig is ,