dagen. Ik spreek hier in de onderstelling dat hij zelf sago-
boomen heeft; want heden ten dage zijn zij alien bijzonder
eigendom. Maar is dit het geval niet, dan zal hij ongeveer
vier en een halven gulden voor een boom moeten betalen, en
daar de daggelden hier 25 centen bedragen, zal de geheele
prijs van een ganseh ja a r voeding voor één man zoo wat zeven
gulden zijn. De gevolgen van deze goedkoopheid van het da-
gelijksch voedsel zijn hepaald schadelijk; de bevolking heeft
het in ‘ de sago-districten nooit zoo goed als daar waar rijst
wordt geteeld. Velen kweeken er noch groenten noch vruchten
en leven schier alleen van sago en een weinig visch. Daar
zij dus te huis bijna niets te doen hebben, zwerven zij rond
op de naburige eilanden om te visschen of kleinen handel te
drijven ; en wat de genietingen des levens betreft staan zij
ver achter bij de wilde Berg-Dajaks van Borneo, en zelfs bij
vele der meer barbaarsche stammen van den Archipel.
Het land rondom Waroes-Waroes is laag en moerassig, en
wegens het geheele gemis van allen landbouw waren er ter
nauwer nood paden die naar de bosschen voerden. Ik was
daarom buiten Staat om gedurende mijn gedwongen verblijf
veel te verzamelen, en vond geene zeldzame vogels of insec-
ten die mij van Ceram, als terrein voor den verzamelaar,
betere gedachten konden geven. Daar het volstrekt onmogelijk
bleek te zijn, hier manschappen te vinden om mij op mijne
geheele reis te vergezellen, moest ik reeds tevreden zijn het
noodige volk te krijgen om mij naar Wahai te begeleiden,
dat ongeveer op het midden der Noordkust van Ceram gelegen
en de voornaamste Nederlandsche post op het eiland is.
Ten gevolge van stilte of flauwe koelte duurde de reis vijf
dagen, maar er had daarbij niets belangrijks plaats, en op de
plaatsen waar wij Stil Melden, werd ook aan mijne verzame-
lingen niets hoegenaamd toègevoegd dat der vermelding waar-
dig is. Te Wahai, dat ik op den 1 5 <len J uni bereikte, werd
ik gastvrij ontvangen door den Commandant en door mijn
ouden vriend von Rosenberg, die juist hier een officieel be-
zoek bracht. Hij leende mij eenig geld om mijne manschap te
betalen, en ik was gelukkig genoeg om drie mannen te vinden
die de reis met mij wilden maken naar Ternate, en zelfs een
die tevreden was om eerst van Misool terug te keeren. Doch
daar een mijner Amboineezen mij daarentegen verliet, had ik
nog altijd eenigermate gebrek aan handen.
Ik vond hier een brief van Charles Allen, die te Silinta op
Misool was en daar mijne komst met groot verlangen te ge-
moet zag, daar hij behoefte had aan rijst en andere benoo-
digdheden en ook gebrek kreeg aan insectenspelden. Boven-
dien was hij niet wel, en hij was dus voornemens, als ik niet
spoedig kwam, naar Wahai terug te keeren.
Daar mijne reis van deze plaats naar Waigeoe door eilanden
voerde, bewoond door het Papoesche ra s, en daar zij
met vele lotwisselingen en tegenspoeden gepaard ging, zal
ik het voornaamste wat mij daarop overkwam, verhalen in
dat gedeelte van mijn werk dat aan de Papoesche eilanden
gewijd is. Ik zal thans een jaar voorbijgaan dat ik op Waigeoe
en Timor heb doorgebracht, om hier nog verslag te geven
van mijn bezoek aan het eiland Boeroe, dat mijne onderzoe-
kingen in de Molukken besloot.
A A N T E E K E N I N G E N .
(') Volgens het hier in den Eng. tehst geplaatste schetskaartje vaart
Wallaee van de hoofdplaats, door de haai van Amhoina, d. i. de haai
ten Westen van den pas van Bagoeala, en vervolgens om het Westen van