den ten Westen van Boeroe. Wij hadden dag en nacht een
Sterken en gestadigen oostewind, die ons ongeveer vijf knoo-
pen in het uur voorwaarts dreef; een klipper zou in denzelfden
tijd twaalf knoopen hebben afgelegd. De lucbt was bestendig
bewölkt, donker en dreigend, en nu en dan vielen er stofre-
gens; maar toen wij ten Westen van Boeroe gekomen waren,
klaarde het op, zoodat wij op het overige van de reis ons in
den helderen zonneschijn van bet droge jaargetijde verblijdden.
Hier is dus het punt waar Insulinde zieh ten opzichte der
seizoenen in een oostelijk en westelijk deel splitst. Ten Westen
van deze lijn is het van Juni tot December gewoonlijk
mooi weer, en dikwijls zeer droog, terwijl de overige maanden
het natte jaargetijde uitmaken. Ten Oosten is het weder in
hooge mate onzeker, daar ieder eiland en iedere kant van een
eiland zijne eigenaardigheden heeft. Het verschil schijnt niet
zoo zeer te bestaan in de verdeeling der regenbuien, als in
die van de wolken en de vochtigheid van den dampkring.
Op de Aroe-eilanden, bij voorbeeld, waren tijdens ons ver-
trek al de kleine rivieren uitgedroogd, ofschoon het weder
somber was; terwijl in Januari, -Februari en Maart, toen wij
den wärmsten zonneschijn en de scboonste dagen hadden, het
Water gestadig stroomde. Op de Aroe-eilanden zijn September
en October de droogste maanden van bet ja a r, even als op
Java en Celebes. De regentijden komen dus overeen met die
van de westelijke eilanden, ofschoon bet weder gebeel anders
is. De Moluksche zee heeft een zeer donker blauwe kleur,
gebeel. verschillend van het helder liebte blauw van den Atlantischen
oceaan. Bij een bewölkten en somberen bemel wordt
dat donker blauw volkomen zwart, en als dan de golven
met schuim zijn gekroond, heeft bet een barsch en dreigend
voorkomen. De wind bleef sterk en günstig gedurende de ge-
heele reis, en wij bereikten Makasser zonder-eenigen tegen-
spoed den l l den Juli. Wij hadden den overtoebt van Aroe
derwaarts, een afstand van meer dan duizend Eng. mijlen,
in negen en een halven dag afgelegd.
Mijn tocht naar de Aroe-eilanden had de beste uitkomsten
gebad. Ofschoon ik maanden lang wegens ziekte het huis had
moeten houden, en ofschoon ik veel tijd had verloren door
gebrek aan vervoermiddelen en doordien ik niet den rechten tijd
op de rechte plaats had getroffen, bracht ik meer dan 9000
exemplaren van natuurvoorwerpen mede, tot omstreeks 1600
verschillende soorten behoorende. Ik had kennis gemaakt met
een vreemd en weinig bekend menschenras; ik had gemeen-
zaam verkeerd met de handelaars van het verre Oosten; ik
had gezwolgen in het genot van het onderzoek eener Fauna
en Flora die tot de merkwaardigste, schoonste en minst bekende
der wereld behooren, en ik was geslaagd in het hoofddoel
waarmede ik de geheele reis ondernomen had, namelijk om
goede exemplaren van de paradijsvogels mächtig te worden en
hunne levenswijze in de bosschen zelven waarin zij zieh ont-
houden, gade te slaan. Door dezen goeden uitslag werd ik
aangespoord om mijn onderzoek in de Molukken en op Nieuw-
Guinea gedurende nog bijna vijf jaren voort te zetten, en het
is nog altijd dat gedeelte mijner reizen waarop ik met de
meest volkomene tevredenheid kan terugzien.
A A N T E E K E N I l f G E l S r .
(') In het XVie Deel van het Tijdschrift uitgegeven door het Bataviaasch
Genootschap, heeft de heer H. C. van Eybergen het verhaal doen
afdrukken van twee inspectie-reizen , door hem als reizend Adsistent-re-
sident m 1862 en 1864 naar de Aroe- en Kei-eilanden gedaan. Men kan
daaruit zien dat beslechting der geschülen tnsschen de inlanders gerezen
eene der hoofdwerkzaamheden van de “Cominissie” is. Tot dat einde wor