Biz. 462, noot 13. Bantik is erne negerie, die tegenover Menado is
gelegen. Juister zou zijn, dat Bantik is een uit 11 negerien bestaand
district, waarvan de bevolking ongeveer 3000 zielen bedraagt. In den
laatsten tijd is in de woningen dezer bevolking veel verandering gekomen
en zijn eenige Bantikkers tot het Christendom overgegaan.
Biz. 465, noot 18. Pangoe. Dit is de juiste schrijfwijzo, die daarom
ook biz. 444, reg. 2 , en biz. 446, reg. 15 , in plaats van Pango moet
gesteld worden.
Aid., noot 19. Aan het einde bij de voegen Het bedoelde ongeluk is
wel aan Graaf Vidua niet in de modderwellen van Pangoe, maar, op 2
ä 3 uren afstands vandaar, in een der solfataren bij het meer Linow over-
komen. Maar een ander ongeval van dien aard vind ik toch nergens
vermeld.
Biz. 466. Achter noot 25 in te voegen de volgende aanteekening op
biz. 450, reg. 15, bij de babi-roesa der inboorlingen: Babi-roesa is de
Maleische naam, de Alfoeren noemen dit dier kalawatan. De anoa heet
bij hen dangkow of langkow, en de maleo (juister moled) songkel.
Biz. 466, noot 29. Aan het einde bij te voegen I Ook in het Maleisch
der Minahasa heet deze palm wbka, in de verschillende Alfoersche dialek-
ten dambek, lamek en simbel.
Biz. 504, noot 10. Carpophaga concinna. Wat hier over deze duiven-
soort gezegd wordt, is verbeterd en aangevuld Deel II, biz. 81, noot 30.
D E E L II.
Biz. 16, noot 16. Maar de' uitvoerigste woordenlijst van de Moluksche
talen . . . vindt men aan het slot van het werk van den heer P. v. d. Crab.
Dit is niet geheel juist. De beste woordenlijst van Moluksche talen die
wij bezitten, is die van eenige dialecten der Ambonsche eilanden door den
heer van Ekris, in Deel VHI en IX der “Mededeelingen van wege het Ne-
derlandsch Zendelinggenootschap.” Maar deze levert ons natuurlijk niets
voor het Ternataansch en Tidoreesch, waarvan hier eigenlrjk alleen quaestie is.
Biz. 25, noot 1. Heeft in Miguels “Flora van Ned. Indie” geene
plaats gevonden. Dit is een dwaling, veroorzaakt doordien Miquel het ge-
slacht Ixora met Pavetta vereenigd heeft, en in zijne registers de synoniemen
niet heeft opgenomen. Wat dus verder in deze noot voorkomt moet
geheel vervallen. De Ixora coccínea, door Miquel Pavetta coccínea ge-
noemd, en die ik toovallig alleen onder den laatsten naam kende, is ook
op Java een gewone sierplant en heet er soka. En van verscheidene soor-
ten van Pavetta, ook van zulke die gewoonlijk Ixora genoemd worden,
is het voorkomen in de Molukken bekend.
Blz. 60, reg. 10 v. o. De monding eener kleine rivier, dicht bij het
noordelijk gedeelte van Batjan. Lees: de monding eener kleine rivier, op
een eiland dicht bij het noordelijk - gedeelte van Batjan.
Blz. 81, noot 28. Dat de matten zelven kokoja's werden genoemd.
Ik vind daarvan nog een voorbeeld in “Nieuw-Guinea, ethnographisch en
natuurkundig onderzocht”, blz. 158: “In de vertrekken wordt eenig matwerk
gevonden, om daarop te slapen of te zitten, van de ook elders op
Nieuw-Guinea aangetroffen soort, en bekend onder den naam van kokoja.
Dit matwerk wordt door de vrouwen vervaardigd.”
Blz. 84, reg. 2 v. o. Te laden. Lees: te lossen.
Blz. 9 2 , reg. 13. Van Rosenberg. Lees: von Bosenberg.
Blz. 93, reg. 6. Papilis Gambrisius. Lees: Papilio Gambrisius.
Blz. 135, reg. 4. Waro. Lees: Waroe.
Blz. 144, reg. 11. Om met zijn muil enz. Lees: om met hären muil.
Blz. 169, noot 11. In 1862 is door Jerdon een afzonderlijk werk in
het licht gegeven, onder den titel “Birds of India.”
Blz. IVO, noot 15. Polychloros. Lees: cardinalis. Vgl. bl. 49 en 1.30 ,
noot 11.
Blz. 214, reg. 17. Lomoptera. Lees: Lomaptera.
Blz. 288, noot 12. Geen terugkeer van de drinkplaats (?). Omdat ik
dit “drinkplaats” niet begreep, heb ik hierbij een vraagteeken geplaatst.
De heer de Holländer deed mij opmerken, dat uit het vervolg blijkt dat
het een drukfout is voor “duikplaats” , de plaats waar men naar parelen duikt.
Blz. 291, noot 22. De werkelijke herkomst d e z e r ... wezens is , voor
zóover mij bekend is , steeds een raadsel gebleven. Er is echter veel over
geschreven. Het waarschijnlijkst is dat zij mikrocephalen waren, met een
roodhuid tot vader en een negerin tot moeder.
Blz. 307, reg. 8. Parelmoer, schelpen. Lees: parelmoerschelpen.
Blz. 311, noot 6. Aan het einde bij te voegen: Volgens Klinkert’s
“Supplement op het Maleisch woordenboek van Pijnappel” , en van HoSvell’s
33*