genaan te loopen, terwijl men een prächtigen vlinder najaagt,
of omhoog staavt om een vogel te ontdekken, wiens vreemd
geluid uwe aandacht trekt. Weldra bleek het mij noodig te zijn
niet alleen het web weg te vagen, maar ook den vervaardi-
ger te verdelgen; want toen ik de eerste raaal het pad op ze-
keren dag van die hindernissen ontdaan h a d , bleek mij den
volgenden morgen, dat die nijvere diertjes hunne netten juist
op dezelfde plaatsen op nieuw hadden gespreid (,a).
Niet minder troffen mij de hagedissen door haar aantal, hare
verscheidenheid en de plaatsen waar zij voorkwamen. De fraaie
blauwstaartige soort, die ik zoo vaak op Groot-Kei had ge-
zien (13), kwam hier niet voor; mäar op de Aroe-ellanden ver-
toonen de hagedissen een grooter verscheidenheid, bij doorgaans
somberder kleuren, uit schakeeringen van groen, grijs, bruin
en zelfs zwart bestaande. Elke struik en kruidachtige plant
wemelt van dcze diertjes; elke wegrottende stam of doode
tak verschaft eene standplaats aan sommige van deze nijvere
kleine insectenjagers, die, naar ik vrees, om aan hunne vraat-
zucht te voldoen, menig juweel der insecten-wereld verdelgen,
dat oog en hart van den entomoloog, beter in Staat om zijne
schoonheid te waardeeren, verlustigen zou.
Een andere merkwaardige trek van de bosschen van dit
eiland vormen de menigte zeehorens die men overal op den
grond en tot hoog in de takken en bladeren vindt, en allen
bewoond door kreeftslakken (l4), die het Strand verlaten om
in het woud rond te zwerven. Eens zag ik een spin een hören
van aanzienlijke grootte wegvoeren en zijn, waarschijnlijk nog
jeugdigen, bewoner verslinden. Op het Strand waar ik elken
morgen längs moest wandelen om het bosch te bereiken, we-
melde het van duizenden dezer dieren. Elken dooden hören,
van de grootsten tot de kleinsten, eigenen zij zieh toe. Zij verza-
melen zieh gezellig in groepen van tien tot twintig rondom
een stukje hout of zeewier, maar verstrooien zieh met overhaasting
op het geluid van naderende voetstappen. Na winde-
rige nachten ziet men soms die walgelijk uitziende Chineesche
lekkernij , de tripang, in overvloed op het strand geworpen;
het is dan tevens 'dicht bedekt met vele exemplaren van de
fraaiste soorten van schelpen die onze kabinetten versieren,
vermengd met stukken en massa’s koraal en vreemdsoortige
sponzen, waarvan ik meer dan twintig verschiffende soorten
opraapte. In vele gevallen gelijken sponzen en koralen zoozeer
op elkander, dat men ze siechts op het gevoel bij de aanra-
king kan onderscheiden. Ook van algen worden groote hoeveel-
heden opgeworpen, maar hoe vreemd het ook schijnen möge,
zij zijn veel minder fraai en minder verscheiden, dan de soorten
die op günstig gelegen plekken onzer eigen kust kunnen
worden ingezameld.
De inboorlingen, ' zelfs die van zuiver Papoesch ra s , waren
hier meer ingetrokken en stilzwijgend dan die der Kei-eilanden;
maar de oorzaak is waarschijnlijk slechts, dat ik ze tot dus-
ver alleen waarnam te midden van vreemdelingen of in kleine
groepen. Om de wilden te leeren kennen, zoo als zij werkelijk
zijn, moet men hen waarnemen in hun dagelijkschen kring.
Toch zag ik ook hier de Papoesche eigenaardigheden dikwijls
doorschemeren. Ik hoorde kleine jöngens op den weg vroolijk
zingen of hardop tot zichzelven spreken (geheel een negertrek),
en de mannen konden, wat zij ook beproefden, hunne gewaar-
wordingen nooit in die mate verbergen, als de Maleier dit
doet. Op zekeren dag waren er een aantal in mijn huis, toen
mij de lust bekroop eens te beproeven wat voor kost tripang
wel zijn zou. Ik kocht dus een paar van die voorwerpen en
betaalde ze met zulk een buitensporige hoeveelheid tabak, dat
de verkooper onmiddellijk mijne onervarenheid bemerkte. Hg
kon echter zijne vreugde niet verhelen, maar terwijl hij het
geurige kruid rook en de ruime hoeveelheid aan zijne makkers
voorhield, grinnikte en grijnsde en meesmuilde hij op eene wijze
15*