een aardige kleine kengoeroe, in de bosschen van Aroe gevan-
g en, maar reeds getemd en aanvallig als een getroetelde ree.
Des avonds waren er meer teekenen van leven dan tijdens
mijn vorig verblijf. Tomtoms (3), mondtrompen en zelfs vio-
len (4) lieten zicb hooren, en de melancholische gezangen der
Maleiers klonken niet onaangenaam tot diep in den nacht.
Bijna dagelijks liad er in de straten een hanengevecht plaats.
De toeschouwers vormen een kring, en nadat de lange stalen
sporen zijn aangehonden en de arme dieren op den grond ge-
zet om elkander te wonden en te dooden, ontstaat er een
grenzelooze opgewondenheid. Zij die weddingschappen hehhen
aangegaan, schreeuwen en gillen en springen als waanzinnigen,
wanneer zij gaan vermoeden dat zij winnen of verliezen zullen,
maar in weinige minuten is alles voorbij. De winners helfen
een juichtoon aan; de eigenaars pakken hunne hanen op; de
winnende vogel wordt gestreeld en geprezen, de overwonnene
is meestal dood of zeer ernstig gewond, en niet zelden ziet
men zijn meester, terwijl hij zieh verwijdert, hem de veeren
uitplukken, zoodat hij reeds voor den pot wordt klaar gemaakt,
eer hij nog den adern heeft uitgeblazen (6).
Yeel meer belang boezemde mij echter een soort van kaats-
spel in , waarmede men zieh gewoonlijk tegen zonsondergang
bezig hield. De bal isn iet van degrootste, van rotan gemaakt,
hol, licht en veerkrachtig. De speler laat dien een poos op
zijn voet dansen, soms ook wel eens op zijn arm of dij, tot
hij hem eensklaps met de holte van den voet een duchtigen
slag geeft, zoodat hij snorrend de lucht klieft. Een andere speler
loopt den bal te gemoet en vangt hem op den voet de eerste
maal dat hij van den grond opspringt, waarna hij hem op zijn
beurt hoog in de lucht werpt. De bal mag nooit met de hand
worden aangeraakt, maar om den voet rust te geven, gebruikt
men naar willekeur arm, schouder, knie of dij. Er waren twee
of drie spelers die d it spei uitmuntend verstünden en den bal
aanhoudend lieten rondvliegen; maar de ruimte was te beperkt
om het spei op zijn voordeeligst te laten zien (6). Eens op een
avond ontstond er een twist door een verschil over de regelen
van het spei; het rumoer was zoo groot, dat ik vreesde dat
het op een gevecht zou uitdraaien, niet slechts van een paar
personen, maar van wel een twaalf- of twintigtal aan iedere
zij de , allen met messen en krissen gewapend; doch na een
lang en luid gekakel liep alles met een sisser a f , en wij hoor-
den er later niet meer van spreken.
De meeste Europeanen die door de natuur met een welig
gewas van haar op het aangezicht zijn begiftigd, zijn van oor-
deel dat dit hen ontsiert, en blijven dus gedurig daartegen
worstelen, door elken morgen den oogst weg te maaien dien
de voorgaande vier-en-twintig uren hebben doen opschieten.
Maar de menschen van het Mongoolsche ras zijn van nature
juist zoodanig, als zoovelen onzer verlangen te zijn; zij bren-
gen hun gansche leven door met een gelaat zoo glad en baarde-
loos als dat van een kind. Doch scheren schijnt een instinct
van het menschelijk ras te zijn; want velen van deze lieden,
die geen haar hebben dat zij van het gelaat kunnen schrapen,
scheren zieh het hoofd. Er zijn er echter ook die hun uiterste
best doen om de natuur te dwingen, hun een baard te schenken.
Een van de voornaamste liefhebbers van de hanengevech-
ten te Dobbo was een Java an, een soort van kamprechter, die
de sporen aanbond en gewoonlijk op een der strijdende vogels
wedde. Deze man was er in geslaagd door onverdroten ijver
een paar knevels te kweeken die een triomf van de kunst
waren; want zij bevatten ieder ongeveer een dozijn h ä ren ,
meer dan drie duim lang, en d ie , met zorg gesmeerd en ineen
gedraaid, op niet te grooten afstand duidelijk zichtbaar waren
als een zwarte draad, die aan weerszijden van zijn mond
afhing. Maar om met deze knevels nu ook een sik te
paren, dat was de groote moeilijkheid; want de natuur