strekte. Omstreeks haiverwegen moesten wij eene diepe rivier
oversteken op een bamboezen vlot, dat bijna zonk onder den
last. Men zeide ons, dat deze stroom op aanmerkelijken af-
stand ten Noorden ontspringt (7).
Ofschoon Sahoe zieh lang niet zoo günstig voordeed als ik
verwacht had, besloot ik er toch eene proef te nemen, en
eenige dagen later kreeg ik te Djailolo een boot, waarmede
ik mijn goed over zee kon laten vervoeren, terwijl ikzelfover
land derwaarts wandelde. Men stond er mij het gebruik toe
van een groot huis op het strand, dat aan den Sultan behoorde.
Het stond alleen, en daar het aan alle zijden open was, bleek
het weinig geschikt voor stille afzondering j maar daar mijn
verblijf kort zou zijn, was het er mede te doen. Zeer enkele
dagen waren genoeg om mij de hoop dat hier goede verza-
melingen zouden te maken zijn, indien ik die nog mocht ge-
voed hebben, geheel te ontnemen. Niets was te vinden dan
onafzienbare velden van rietachtig gras, acht ä tien voethoog,
en door smalle, dikwijls bijna onbegaanbare paden doorsneden.
Hier en daar waren kleine groepen vruchtboomen, plekken
met laag hout en een overvloed van plantsoenen en rijstvelden;
maar dat alles is in de tropische landen voor den entomoloog
zoo goed als een woestijn. Het maagdelijk bosch d a tik zocht,
was alleen te vinden op de kruinen en längs de steile rotsige
hellingen van op verren afstand gelegen bergen, op plaatsen
die geheel ontoegankelijk waren. In den omtrek van het dorp
vond ik echter een voldoend aantal bijen en wespen en eenige
kleine maar belangwekkende torren. Mijne jagers werden twee
of drie nieuwe vogels mächtig, en door aanhoudende navraag
en beloften gelukte het mij de inboorlingen te bewegen mij
eenige landschelpen te brengen, waaronder 66ne zeer fraaie
soort, Helix pyrostoma (s). Maar met dat al vermorste ik hier
toch eigenlijk mijn tijd , w-anneer ik het verrichte vergeleek
met hetgeen ik op eene goede standplaats had kunnen doen.
Ik keerde dus na eene week naar Ternate te ru g , geheel
door mijne eerste pogingen tot verzamelen op Halmaheira
teleurgesteld.
In het land rondom Sahoe en dieper in het binnenland houdt
zieh eene talrijke bevolking van inboorlingen op, waarvan velen
dagelijks in het dorp komen om hunne producten ter markt
te brengen, terwijl anderen zieh als arbeiders aan de Chinee-
sche en Ternataansche handelaars hebben verhuurd. Een zorg-
vuldig onderzoek overtuigde mij, dat deze lieden van alle Ma-
leische rassen radicaal versckillen. Hunne gestalte en trekken
zoowel als hunne levenswijze en neigingen zijn nagenoeg de-
zelfde als die der Papoea’s. Hun haar is half-Papoesch: het is
noch recht, zacht en glanzig, zooals bij alle echte Maleiers,
noch zoo kroezig en wollig als het volkomen Papoesche type,
maar altijd krallend, golvend en stug, zoo als het dikwijls
onder de echte Papoea’s en nooit onder de Maleiers voorkomt.
Hnnne kleur alleen is dikwijls gelijk aan die der Maleiers of
.zelfs nog lichter. Natuurlijk heeft er vermenging plaatsgehad,
en dikwijls stoot men op personen die het moeilijk is tot
eene klasse te brengen, maar in de meeste gevallen verkon-
digen de groote, puntige, naar een haviksneus zweemende
n eu s, de lange gestalte, het golvend h a a r, het gebaard ge-
la a t, het raige lichaam, zoowel als de minder ingetrokken
manieren en de luider stem, het Papoesche type op onmisken-
bare wijze. Hier dan had ik de wäre grenslijn tusschen de
Maleische en Papoesche rassen gevonden, en wel op eene
plaats waar geen schrijver die ooit had verwacht. Deze grens-
bepaling verschafté mij veel voldoening, daar zij mijdenleid-
draad gaf tot de oplossing van een der moeilijkste vraagstuk-
ken in de ethnologie, en mij in Staat stelde ook op vele andere
plaatsen de beide rassen te scheiden en hunne vermenging
te ontwarren (9).
ßij mijne terugkomst van Waigeoe in 1860 vertoefde ik