diensten vermindert. Onder het verboden vervoer over zee is niet begrepen
het gebruik maken van de diensten van pandelingen op eene zeereis (en
de diensten als matroos behooren tot de meest gewone die van hen ge-
vorderd worden), maar de sehuldeischer moet in bet register en op de
scheepspapieren doen aanteekenen, welke pandelingen hij medeneemt, en
zij die gedurende de reis bunne schuld door dienstverricbting of betaling
hebben afgedaan, blijven wel is waar verplicbt hunnen dienst tot aan bet
einde der reis waar te nemen, maar moeten van het oogenblik der aflos-
sing het loon genieten dat een vrij man voor dergelijke diensten toekomt.
Behalve op Java en Madura is het pandelingschap thans afgeschaft in
het Gouvernement van Sumatra’s Westkust en in de residentiSn Lampongs,
Palembang, Riouw, Banka, Biliton, Timor, Ternate en Amboina.
Ten slotte merk ik op, d a t, ofschoon het pandelingschap, hoe ook ge-
temperd, mij geene model-inrichting toeschijnt, ik niet geacht wil worden
het in de meeste Europeesche landen geldige stelsel van lijfsdwang door
inkerkering, wanneer het niet op onwilligheid, maar op onvermogen wordt
toegepast, daarboven te verkiezen.
(*) De Maleische kus (tjioem) bestaat daarin, dat men, niet de lippen,
maar den neus op eenig lichaamsdeel drukt en daarvan als het wäre den
geur opsnuift.
(6) Dit is de bekende Arabische formule die de eerste helft der Mo-
hammedaansche geioofsbelijdenis uitmaakt, en beteekent: “ er is geen God
dan Allah.” Zonderling dat die eenvondige, ieder oogenblik aangehaalde
woorden door Europeesche schrijvers zoo dikwijls en op zoo velerlei wijze
verminkt worden. Eene zeer gewone verminking: “Allah il Allah” vinden
wij hier ook in den Eng. tekst. Voor ’t overige kan men bij het hier be-
schreven gebed niet denken aan een der vijf dagelijksche gebeden van de
Mohammedanen, in het Maleisch semlahjang genaamd, maar doet de be-
schrijving eer denken aan een dzila' (Mal. dikir) , een vorm van Godsver-
eering die in den Indischen Archipel zeer geliefd is. Zie daarover “Tijd-
schrift voor Ned. IndiS” , Jg. 1870, Dl. I , bl. 405, en Jg. 1869, Dl.
H , bl. 197.
(') Wallace schrijft Tanakaki en verklaart dien naam door voet des
lands. Ik begrijp niet hoe hij aah deze verklaring komt, daar “voet. des
lands” naar het Maleische taaleigen slechts Kakitana zou kunnen heeten.
Maar bovendien hebben al onze schrijvers en kaarten, zoover ik weet, zonder
uitzondering “Tanakeke,” wat, in de zeker niet onwaarschijnlijke voor-
onderstelling dat de naam Makassaarsch i s , wellicht afgesckeurd land zou
kunnen beteekenen.
(8) Ook dit kan weder niet anders zijn dan een dik ir\ zie noot 6.
(a) Bantaeng wordt gewoonlijk minder goed Bonthain (bij Wallace Bontyne)
en Salajar evenzoo Saleijer (bij Wallace Salayer geschreven). De
piek van Bantaeng, de zuidelijkste der twee groote bergen van Celebes’
Zuidhoek, heet bij de inlanders Bobo Karaeng. Zie Dl. I , bl. 33, noot
11, bl. 396, noot 1.
(,0) Zie boven bl. 106 en over de verschillende schrijfwijzen van den
naam bl. 132, noot 22.
(n) De vliegende visch van den Indischen Oceaan en de wateren van
IndiS heet Dactylopterus orientdlis, en is rood met geelgroene, ronde
vlekken en blauwe borstvinnen. De soort van den Atlantischen Oceaan is
Dactylopterus vulgaris. De overeenkomst met de vlucht van zwaluwen
heeffc aan deze visschen soms den naam van zeezwaluwen doen geven.
( ls) Ook de gewone Jan van Gent (Sula alba:), die overal op dekusten
van noordelijk Europa voorkomt, laat zieh, als hij slaapt, verzadigd is
of na lange vlucht afgemat nederstrijkt, gemakkelijk op deze wijze vangen.
II. 13