richte gemeente doet samenstemmen. Allen zijn kooplieden en
allen weten dat orde en vrede voor het drijven van voorspoe-
digen handel onmisbaar zijn, en dat besef voedt een publieke
opinie die alle wetteloosheid onderdrukt. Als ik in vroeger
tijd in de kampong Glain te Singapore ronddrentelde, dacht
ik dikwijls bij mij zelven hoe wild en woest die Boegineescbe
matrozen er uitzagen, en hoe weinig lust ik zou gevoelen mij
onder hen te begeven. Maar nu bevind ik dat het ordentelijke
lieden zijn, van onberispelijk gedrag; ik loop dagelijks onge-
wapend rond in het bosch waar ik hen ieder oogenblik
ontmoet; ik slaap in een hut van palmblaren die voor ieder
open sta a t, met even weinig vrees en even weinig gevaar voor
diefstal of moord, alsof ik onder de bescherming stond der
politie van een onzer hoofdsteden. Het is waar dat deinvloed
van Nederland tot hier reikt. De eilanden behooren in naam
onder het bestuur der Molukken, dat door de inboorlingen er-
kend wordt; en meest alle jaren komt een commissaris van
Amboina, die de ronde doet op de eilanden, klachten aan-
hoort, twisten beslecht en erge misdadigers gevankelijk mede-
voert. Dit ja a r evenwel wordt er geen verwacht, althans er
zijn geene bevelen gegeven om toebereidselen te maken voor
zijne ontvangst; zoodat het volk van Dobbo waarschijnlijk aan
zichzelf zal worden overgelaten. Op zekeren dag werd een
man betrapt terwijl hij bezig was een stnk ijzer te Stelen uit
het huis van den heer van Waasbergen, waarin hij was bin-
nengedrongen door een gat te maken in den wand van palmblaren.
Des avonds kwamen de voornaamste handelaars der
plaats, Chineezen en Boegineezen, te zamen en veroordeelden
hem om onmiddellijk twintig slagen te ontvangen. Zij werden
hem toegedeeld met een dünnen rotting, midden op stra a t, en
niet zeer gestreng, daar de scherprechter medelijden scheen te
hebben met den schuldige. Het scheen mij toe dat meer aan de
schände werd gedacht dan aan de pijn; want ofschoon een
händige bedriegerij eer geprezen dan gelaakt wordt, valt aan
openbaren diefstal en huisbraak algemeene afkeuring ten deel.
A A K T E E K E N I H G E J S .
(1) Alle Nederlandsche schrijvers over de Aroe-eilanden, Brumund, Bosselier
, Kolff, van Eybergen, von Rosenberg, ook al onze kaarten, schrijven
dezen naam Wammer; maar even bestendig wordt hij door de Engelsche
schrijvers Wamma of Warna geschreven. Zoo heeft b. v. Earl, in zijne
vertaling van Kolff’s “Reize door den zuidelijken Moluksehen Archipel’’,
overal Wammer stilzwijgend door Warna vervangen, evenals hij ook de
namen der Zuidwester-eilanden Babber en Wetter met Baba en Wetta
verwisselt. Welke schrijfwijze nader bij de oorspronkelijke uitspraak komt, durf
ik niet bepalen. “Babber” heeft bij Wallace dien naam behouden. Zie blz. 235.
(2) Wallace schrijft “Herr Warzbergen” doch de persoon waarvan hier
sprake is , de eigenaar der prauw waarmede hij de reis had gedaan, is geen
Duitscher, maar een Nederlander, en draagt den Nederlandschen naam
dien ik in den tekst heb geschreven, evenals ook de scheepskapitein die
in het begin van hoofdst. XXV vermeld wordt, niet, zooals Wallace schrijft,
van der Beck, maar 'zooals ik er stilzwijgend voor in de plaats stelde,
van der Beek heet. Beide zijn in Indie genoegzaam bekende personen en
men kan hunne namen als handelaars op de Aroe-eilanden o. a. vermeld
vinden in van Eybergen’s “Verslag eener reis naar de Aroe-en Kei-eiländen
in Juni 1862” , in het Tijdsehrift van het Bataviaasch Genootschap, Dl.
XV, bl. 220.
(3) Von Rosenberg, “Reis naar de Zuidooster-eilanden”, bl. 4 , noemt
als dorpen van Wamma of Wammerbehalve Dobbo, nogFaroetei, Wangiel
en Djoerdjalla; maar kent geen dorp dat den naam van het eiland draagt.
Ik denk dat met het dorp Wamma van Wallace Djoerdjalla gemeend is,
dat als het hoofddorp is te beschouwen, daar Dobbo meer een tijdelijk