mij nu zeer nuttig was geworden; door Lahagi, een inboor-
ling van Ternate, een flink en bedaard man en een vrij goed
schütter, die met mij naar Nieuw-Guinea was geweest; door
Lahi, een inboorling van Halmaheira, die Maleisch kon spre-
k en , en mij dienst zou doen als houthakker en overal waar
zijne hulp vereischt werd; en door Garo, een jongen, die als
kok zou fungeeren. Daar de boot zoo klein was, dat wij, als
al mijn voorraad aan boord was, nauwelijks ruimte genoeg
overhadden om onze personen te bergen, nam ik bovendien
nog slechts 66n man, Latjigenaamd, als stuurman mede. Hij was
een Papoesche s la a f ('), een lange, sterke, zwarte kerel,maar
zeer beleefd en zorgzaam. De boot huurde ik van een Chinees,
Lan Keng Tong genaamd, voor vijf gulden in de maand.
Wij vertrokken in den morgen van den 9<ien October, maar
waren nauw honderd eilen van den wal verwijderd, toen een
hevige tegenwind opstak, waartegen wij niet konden oproeien,
waarom wij längs het strand tot beneden de stad slopen, en
wachtten totdat de wending van het tij ons in Staat zou stellen
naar de kust van Tidore over te steken. Omstreeks drie
ure staken wij van wal en bevonden dat onze boot goed
zeilde en vrij seherp bij den wind hield. Wij kwamen een
goed eind vooruit eer de wind ging liggen en wij weder onze
toevlucht tot de riemen moesten nemen.
Wij landden aan een mooi met zand bedekt strand, om
ons avondmaal te bereiden, juist toen de zon achter de ge-
hakkelde vulcanische beuvels ten Zuiden van de groote piek
van Tidore onderging, en spoedig daarop zagen wij de pla-
neet Venus in de schemering schijnen met al den glans eener
nieuwe maan, zoodat zij de oorzaak werd van zeer merkbare
schaduwen. Wij gingen weder op weg een weinig vöör zeven
u re , en toen wij buiten de schaduw van den berg gekomen
waren, bemerkte ik een helder licht boven een gedeelte van
den heuvelrug en weldra daarna wat zieh voordeed als een
bijzonder wit vuur juist op de kruin van den heuvel. Ik maakte
ook mijne manschappen daarop opmerkzaam, en ook zij Melden
bet voor niets dan een v u u r; maar eenige minuten later,
toen wij ons verder van het Strand verwijderd hadden, ver-
toonde het licht zieh los van den heuvelrug, en nadat eenige
lichte wolken, die het omfloersden, zieh verstrooid hadden,ont-
dekte ik de prächtige komeet, die te dier tijde ook geheel
Europa verbaasde. De kern deed zieh aan het ongewapend oog
voor als een duidelijk begrensde schijf van schitterend wit
lich t, waarvan de staart afstak onder een hoek van omstreeks
30 ä 35 graden met den gezichteinder, met een geringe bui-
ging benedenwaarts, en eindigende in een breede streek van
bleek lich t, waarvan de kromming allengs verminderde tot zij aan
het einde nagenoeg recht was. Het deel van den staart dat het
naast aan de komeet grensde, vertoonde zieh drie- of viermaal
zoo helder als het sterkst lichtgevend gedeelte van den
melkweg, en het trof mij als een merkwaardig verschijnsel,
dat de bovenrand van de kern tot dicht nabij het einde zieh
duidelijk, bijna zeide ik scherp begrensd vertoonde, terwijl de
onderzijde trapswijze in de duisternis overging. Zoodra de
ster zieh boven den heuvelrug vertoonde, riep ik mijne manschappen
toe: “Ziet, het is geen vuur, maar een bintang ber-
ikoer” (staartster). “Zoo is het”, zeiden zij, en allen verklaar-
den dat zij daar dikwijls van hadden hooren spreken, maar
er tot nu toe nooit een gezien hadden. Ik had geen teleskoop
bij mij en geenerlei instrument bij de h an d , maar ik schatte
de lengte van den staart op omstreeks 20 en de breedte, naar
het einde toe, op ongeveer vier of vijf graden.
Den ganschen volgenden dag waren wij genoodzaakt in de na-
bijheid van het dorp Tidore stil te liggen , omdat een Sterke wind
ons vlak in het aangezicht woei. Het land was overal bebouwd,
en vergeefs zocht ik naar een insect dat de moeite van het
vangen zou beloonen. Een van mijn gevolg ging uit om te