gruwelen niet ongestraft bleven. Maar zulk eene handelwijze
zou geheel in strijd zijn met bet stelsel-door de Nederlandsche
regeering ten opzichte der inlanders gevolgd.
Toen mijne boot ten laatste te water gelaten en geladen was,
bracht ik de manschap bij een en ging werkelijk den volgen-
den dag (den 27sten Mei) ondèr zeil, tot groote verbazing der
Gorammers, wien zulk eene stiptheid geheel vreemd was.
Mijn volk bestond uit drie mannen en een jongen, behalve
mijne beide Amboineesche bedienden ; dit was genoegzaam
wanneer wij konden zeilen, maar wel wat zuinig wanneer
veel moest geroeid worden. De volgende dag was zeer n a t,
met rukwinden, windstilten en tegenwinden, en met eenige
moeite bereikten wij Kilwaroe, dat als de hoofdzetel van de
Boegineesche handelaars in het verre Oosten kan worden aan-
gemerkt. Daar ik eenige inkoopen te doen had, vertoefde ik
hier twee dagen, terwijl ik twee van mijne kisten met vogels
en insecten met een Makassaarsche prauw naar Ternate afzond,
waardoor ik mij van een groote belemmering bevrijdde. Ik kocht
messen, aarden kommen en doeken, die, gevoegd bij de hou-
wers, lijnwaden en koralen die ik had medegebracht, een
ruim assortiment voor ruilhandel uitmaakten. Ook kocht ik , om
aan het volk genoegen te geven, een paar vesting-musketten (35) ;
zij waren toch van oordeel dat het noodig was ons tegen de aanvallen
van zeeroovers te wapenen. Nadat ik nu nog een weinig
specerijen en provisiën voor de reis gekocht had, was
mijn geld schier tot den laatsten duit verteerd.
Het kleine eiland Kilwaroe is niets meer dan een zandbank,
even groot genoeg om een klein dorp te bevatten, en gelegen
tusschen de eilanden Ceram-laut en Gessir (36) , van ieder
van welke het gescheiden is door een straat van ongeveer een
derde (Eng.) mijl breedte. Het wordt omsingeld door koraal-
riffen en biedt in beide moesons goede ankerplaatsen aan. Ofschoon
het niet meer dan een vijftig eilen breed is, en zieh
niet meer dan drie of vier voet boven den hoogsten vloed ver-
heft, heeft het wellen van voortreffelijk drinkwater — een
merkwaardig verschijnsel, waaruit men schijnt te moeten op-
maken, dat het door diepliggende onderaardsche kanalen met
andere eilanden verbonden is. Deze voordeelen, gevoegd bij
zijne digging in het midden der Papoesche handelsdistricten,
zijn oorzaak dat het zoo druk door de Boegineesche kooplieden
bezocht wordt. Hier brengen de Gorammers wat hunne
kleine toch ten hun opleveren, om het te ruilen tegen lijnwaden,
sagobroodjes en opium ¿ en de bevolking van al de omliggende
eilanden bezoekt Kilwaroe met hetzelfde doel. Het is de verza-
melplaats der prauwen die op de verschillende gedeelten van
Meuw-Guinea handel drijven ; hier sorteeren en drogen zij hare
ladingen, en rusten zij zieh weder uit voor de thuisreize. Tri-
pang en massooi-schors zijn de massiefste artikelen die hier
worden aangebracht; wilde muskaatnoten, karet, paarlen en
paradijsvogels komen daarbij in geringer hoeveelheden. De
dorpelingen van het groote eiland Ceram brengen hunne sago,
die dus over de eilanden verder oostwaarts verspreid wordt,
terwijl rijst van Bali en Makasser mede voor een matigen prijs
kan gekocht worden. De Gorammers halen hier hun voorraad
van opium, zoowel voor eigen verbruik als voor den ruilhandel
met Misool en Waigeoe, waar zij dit artikel hebben bekend
gemaakt en de hoofden en vermögenden er hartstochtelijk op
verzot zijn. Schoeners van Bali komen om Papoesche slaven
te koopen, en de Boegineesche zwervers komen in hunne logge
prauwen van het verre Singapore, de voortbrengselen van de
Chineesche werkwinkeis en van den bazaar der K lings, zoowel
als die van de weefgetouwen van Lancashire en Massachusetts
met zieh voerende.
Een van de Boegineesche handelaars, die weinige dagen te
voren van Misool herwaarts was gekomen, bracht mij berich