Aroe-eilanden. Wij leeren het nader kennen uit von Bosenbergs “Beschrij-
ving van eene reis naar Nieuw-Guinea” , in het “Nat. Tijdschr. v. Ned.
Ind. , D. XIX, bl. 412 w .; doch in strijd met alle andere autoriteiten
noemt deze schrijver het Lahakia.
(3S) Kowai, door Wallace Kowiyee, in de meeste Nederlandsche1 berichten
ivoiwai gesehreven, is de naam van het zuidelijk deel van het
eiland Namototte; maar met dezen naam werd vroeger ook de geheele
kust van Nieuw-Guinea yan Tandjong-Boeroe tot Tandjong-Baik genoemd,
omdat de over deze landstreek gezagvoerende Eadja’s in Kowai woonden.
Thans is het voormalige gebied van Kowai verdeeld in drie districten,
Adi, Namototte en Aidoema, bestuurd door even zoovele Eadja’s , die door
den Sultan van Tidore zijn aangesteld. Zie “Nieuw-Guinea ethnographisch
en natuurkundig onderzocht en beschreven in 1858” (Amst., 1862), blz.
22 en 196; Finsch, “Neu-Guinea und seine Bewohner” (Bremen, 1865), S. 64.
Wat den naam Onin (bij Wallace Onen) betreft, deze is bekend uit
Valentijn, in, 2 , bl. 58, en uit Eumphius, die in zijn “Amb. Kruidboek”,
n , bl. 62 , zegt, dat het westelijk deel van Nieuw-Guinea gewoonlijk Onin
en door de Ternatanen Woni wordt genoemd, en daaraan zijn naam van
de massooi-schors, Cortex Oninius, ontleent. Dit Onin of Woni is zonder
twijfel hetzelfde als Wonim, met welken naam de geheele Zuidwestkust
van Nieuw-Guinea, van Salwati tot Prins Prederik Hendrik eiland, door de
inlandsche zeevaarders genoemd wordt, en wel zöö, dat zij het westelijkste
deel, tot omstreeks kaap Baik, Wonim di bawah of beneden-Wonim, het
overige, waarin dus Kowai begrepen is, Wonim di atas of boven-Wonim
noemen. In sommige geschriften wordt echter de naam Onin gebruikt als
de speciale naam van slechts een deel der kust, overeenkomende met
Wonim di bawah, b. v. in S. Muller’s “Beizen in den Ind. Arch.”, I , blz.. 46.
(M) Dit ligt aan de Noordkust, in de Groote Geelvinkbaai, en wordt nader
vermeld in hoofdstuk XXXIV.
( ,5) Eng. “tower muskets.” Hier, gelijk elders, zou Wallace voor hen
die door ervaring of studie met Insulinde bekend zijn, duidelijker zijn ge-
weest, indien hij de zaak bij hären inlandschen naam genoemd had. Mis-
schien bedoelt hij lilla’s , een soort van lange draaibassen, tot bewape-
ning van inlandsche prauwen en versterkingen gebruikt.
( ’6) Ook Gisser, Kisser en Kissa. gesehreven; de laatste vorm, even als
boven Kissa-laut Voor Gessir-laut, ook bij Wallace.
(37) Op Cerams Oosthoek kennen onze Nederlandsche schrijvers enkaar-
ten een district, baai, berg en dorp Waroe, dat zonder twijfel hier be-
doeld i s , dewijl de ligging van Waroes-waroes op de door mij achter-
wege gelaten schetskaartjes van Wallace, volmaakt met die van Waro
overeenstemt. Ik ben echter niet zeker genoeg , dat de vorm Waroes-waroes
verwerpelijk is, om dien te durven veränderen.
(3S) Dat wil zeggen, dat de boom, daar de bloemkolf aan den top van
den stam uit zijn middelpunt te voorschijn komt, slechts <56nmaal bloeien
kan. Hij sterft echter niet dadelijk; maar nadat hij zijn vruchten tot
rijpheid heeft gebracht, verhardt zieh allengs het merg en sterft hij in
eenige maanden af.
(3S) Eene veel volkomener manier van sago-wasschen is op Amboina in
gebruik. Zie daarover en over alles wat met de cultuur en bereiding van
sago in verband s ta a t: “Bijdragen tot de kennis der voomaamste voort-
brengselen van Ned. In d ., IV , de Sago. Uitgeg. door de Maatsch. tot
N. v. ’t Alg. , 1866.”