TO ERE ITd EB MOLUKKEN.
(N. Sp.),
worden. Hier vindt men drie van de schoonste Ornithopterae
— Priamus, Helena en Remus; drie van de fraaiste en groot-
ste Papilio’s — Ulysses, Deiphobus en Gambrisins; een van
de mooiste Pierieden — Iphias Leucippe (ä1); de grootste der
Dana'ieden —- Hestia Idea; en twee buitengewoon groote en
schoone Nymphalieden ; ^ Diadema Pandarus en Cbaraxes
Euryalus. Tot de kevers van Amboina bebooren de wonder-
baarlijke Euchirus longimanus, wiens ontzachlijke pooten zieh
uitstrekken over eene ruimte van acbt duimen, en een buitengewoon
aantal groote en fraaie boktorren, Antbribidae en
Buprestidae.
Als bijzonder kenmerkend voor de Molukken zijn op ne-
vensgaande plaat eenige torren in natuurlijke grootte afgebeeld.
Zij zijn de volgende: 1°. Een klein exemplaar van Euchirus
longimanus, of den langarmigen scarabaeus, waarvan ik reeds
in het twintigste hoofdstuk, bij het verslag van mijn verblijf
op Amboina, beb melding gemaakt (22). Bij bet wijfje bebben
de voorpooten eene meer bescheiden lengte. 2°. Een fraaie
snuitkever (zijnde een nog onbeschreven soort van Eupholus),
prächtig blauw en smaragdgroen, met zwarte banden. Hij is
een inboorling van Ceram en Goram en wordt gevonden op
het gebladerte. 3°. Een wijfje van Xenocerus semiluctuosus, eene
andere soort van snuitkever, tot de groep der Anthribidae be-
hoorend, en merkwaardig door zij ne fijne, zijdeachtig wit en
zwarte teekening. Deze kever is overvloedig op boomstronken
en omgevallen stammen, zoowel op Ceram als op Amboina.
4°. Eene, nog onbeschreven soort van Xenocerus, en wel een
mannetje met verbazend lange en fraaie sprieten, sierlijk wit
en zwart geteekend. Men vindt deze soort op omgevallen boomen
op Batjan. 5»; Eene onbeschreven soort van het merkwaardig
geslacht van snuitkevers Aracbnobas, dat uitsluitend aan
de Molukken eigen is. De kevers van dit geslacht trekken de
aandacht door hunne lange pooten, en door de bebendigheid