a An h ä n g s e l .
nog, bij wijze van beschrijving, eene uitgebreide reeks van metingen — zoo
vaak zij volledig zijn 19 in getal, - is toegevoegd, die ons tot nauwkeurige
vergelijking en bepaling van de grenzen der afwijkingen in staat
stellen.
Dit belangrijk en hoog te waardeeren werk heeft mij de middelen ver-
schaft om voor mijzelven te bepalen, of de vormen en afmetingen der
schedels van de oostersche rassen mijne classificatie daarvan in eenig op-
zicht zouden bevestigen of weérspreken. Voor het doel eener vergelijking
zou de geheele reeks van pegentien metingen veel te omslacbtig zijn ge-
weest. Ik koos er daarom drie, die mij toeschenen wél geschikt te zijn
om eene proef te geven van hetgeen de schedelleer voor dit oogmerk kan
opleveren. Deze zijn: 1» de inhoud van den schedel;; 2« de verhouding
der breedte tot de op 100 gestelde lengte; 3" de verhouding der hoogte
tot de op 100 gestelde lengte. Deze afmetingen worden door den beer
Davis, m nagenoeg alle gevallen opgegeven en leverden mij dus overvloe-
dige bouwstof op. Ik nam eerst de “gemiddelden” van. groepen van sche-
els van hetzelfde ras, van verschillende plaatsen afkomstig, zooals zij
door Dr. Davis zelven zijn opgegeven, en meende toen versebillen te kun-
nen opmerken, kenmerkend voor de groote afdeelingen der Maleiers. en
Papoea’s; maar toen eenige onregelmatigheden mijne aandacht bij het be-
drag van individueele afwijking bepaalden, bleek het mij dat deze zoo
verbazend groot was, dat zelfs deze uitgebreide. verzameling tot geene
bepaling van gemiddelden van genpegzame waarde voor de wetenschap kon
leiden. Ik zal nu eenige weinige voorbeelden van deze afwijkingen geven,
en mij daartoe voor de drie vergeleken afmetingen bedienen van de uit-
drukkingen: Inhoud , - B : L , - H : L . Wat den inhoud aangaat vergelijk ik
alleen mannelijke schedels, om het seksueel verschil in grootte buiten aan-
merking te kunnen laten. Bij d e -metingen tot bepaling der verhouding
van de breedte en hoogte tot de lengte, maak ik ook gebruik van schedels
der andere sekse, om een juister berekening van het gemiddelde te
erlangen, daar het mij blijkt dat deze verhoudingen niet bepaaldelijk van
het verschil van sekse afhankelijk zijn, ofschoon de uitersten dikwijls
alleen in de reeks der mannelijke schedels gevonden worden.
M a l e i e r s . — Dertien mannelijke schedels van Sumatra hadden: Inhoud,
van 61.5 tot 87 oneen zand; B: L, van 71 tot 86; H - L van
76 tot 90.
In de geheele reeks van 86 Maleische schedels van Sumatra, Java,
Madura, Borneo en Celebes zijn de afwijkingen verbazend. Inhoud (66
schedels) van 60 tot 91 oncen zand; B: L , van 70 tot 92; H: L,
van 72 tot 90. En daarbij zijn de uitersten geenszins op zieh zelven staande,
abnormale exemplaren, maar men komt daartoe in ieder geval trapswijze,
wat steeds te duidelijker wordt, naarmate het getal van vergeleken exem-
plaren grooter is. Zoo staan naast den uiterst langhoofdigen schedel van
70 B: L in de als korthoofdig aangemerkte Maleische groep, andere van
71, 72 en 73 B: L , zoodat wij alle reden hebben om aan te nemen,
dat wij in een groot aantal exemplaren wellicht voorbeelden van nog smaller
schedelbouw zouden aantreffen. Evenzoo klimt men tot den zeer grooten
schedel van 91 oncen inhoud op door andere die 87 en 88 oncen bevatten.
In een zeer uitgebreide reeks van Engelsche, Schotsche en Iersche schedels
had de grootste slechts 92.5 oncen inhoud.
P a p o e a ’s . — Er zijn slechts vier echte Papoesche schedels in de verzameling
en deze wijken zeer van elkander af (B: L , van 72 tot 83).
Voegen wij echter hierbij de inboorlingen van de Salomons-eilanden, Nieuw-
Caledonia, de Nieuwe Hebriden en de Fidji-oilanden, die allen ongetwij-
feld van Papoesch ras zijn, dan verkrijgen wij eene reeks van 28 schedels
(23 mannelijke), waarvan de meting de volgende resultaten geeft: Inhoud,
66—80; B: L', van 65 tot 85; H: L, van 71 tot 85; uitkomsten zoo
zeer overeenstemmende met die bij sommige der Maleische groepen ver-
kregen, dat zij geene in ’t oog loopende punten van verschil opleveren.
Bij de Polynesiers, de Australiers en de Africaansche Negers zijn de
individueele afwijkingen niet minder groot, zooals blijken kan uit de volgende
samengevatte opsomming van de afmetingen hunner schedels en van
die der boven behandelde groepen.
AANTAL SCHEDELS. I n h o u d . B: L. H: L. .
83 Maleische (66 mannelijke). . . .
28 Papoesche (23 mannelijke).. . .
156 Polynesische (90 mannelijke)..
23 Australische (16 mannelijke). .
72 Negers (38 mannelijke)..........
van 60 tot 91
„ 6 6 „ 80
„ 62 „ 91
„ 59 „ 8 6
» 6 6 „ 87
van 70 tot 92
„ 65 „ .85
„ 69 „ 90
a 57 a 80
ii 64 „ 83
van 72 tot 90
„ 71 „ 85
a 6 8 „ 8 8
„ 6 4 „ 80
„ 65 „ 81
De eenige gevolgtrekkingen die wij uit deze tabel kunnen maken, zijn,