
Y O O R R E D E N .
-gen gefchied, behoorde ü itte fp re k e n ,. boewel wy egter (o p .’tverzoek van goede
vrienden, om n ie t ftyfhoofdig te. zy n , o f te f ty f op onze Taalkunde te llaan , en
om de tong van onze LandsBeden wat te gemoet te komen , die juiit alle niet ge-
fchikt zy n , om twee of drie letters by een wel en gemakkelyk uit te drukken) nog
al deze en genc oude hoewel quaade woorden gehouden hebben, om dat de meefte
■Lieden, daar aan reeds gewopnzynde, diezoo.’tgemakkelykil können uitipreken,
daar zy zieh zekerlyk aan de andere,, fchoon de regte naamen zynde , niet weinig
ftooten zo u d en | om dat zy veel moeite, om die na de regten aard der Taal uit te
fpreken j zauäen hebbeü.
De Voorlooper van ’t W e r k ,' die wy O ud en N ieuw O os t- Indien , of
N edere snds ’ M o gentheid in dieGewellen, noemen, is een opitel op zieh
zelven, om de Nederlattdfche Natie niet aBeen boven alle de Ouden , dieoi tofoi t
in ’tOoften geweeft zyn ; maar, voor al in opzigt van hunne Oppermogentheid in
die L anden, en de menigvuldige Koninkryken, die zy daar bezitten , ook boven
alle Europeers te verheffen , en te toonen , dat die Nazaaten der Oude Bataviers
van hunne betoemde Voorouders niet ontaard zy n , welverreyan daar, d a lik , ge
lylTfSmmige meinen, voorgehad zou hebben aan dezefen'gene vanmyne Natie by
dit myn fchryvengroeteondienft te doen. waar
ik maar konde, met opzet gemyd, en met befcheidenheid voorbygegaan, om doch
een W e rk , a n d e r z i n s i n den grond g o e d , door deze of gene byzohdere d r i f t niet
het allerminfte te befwalken.
Men ontmoet daar in ettelyke keurlyke, zeldzame, ennoit hy eenig ander Schry-
ver opgedolvene Schriften , en een groote menigte van.zeer. nette en-niet zonder
veel moeite opgebaggerde lyften van Onderkoningen, Landvoogden, Bewindheb-
beren., en van de voomaamfte Bedienden derE:Maatfchappy, waar over zieh veele
zullen verwonderen, hoe ik die nog heb weten meeiter te worden, daar ik die uit
Zoo veelerlei Landen heb meeten by eenzamelen, ’t welkmy meer.moeite gekoft
b e e ft, dan men geleoven z o u , om dit akes uit de duilternis en vergetelheid weder
uit te graven. •
_, Gelyk ik nu verzekert b e n , dat men geen voorbeeld van dit W e rk , waar in de
Oude wereld in haar oordeel over ’tOoflen zoodanig tegen ’toordeel en ’t fchryven
der Hedensdaagze wereld, en wel van d e Nederlanders, daar o v e r, r geftelt wierd,
ergens by andere Schryvers.oit gezien heeft, alzoo ben ik ook verzekert, dat men
nog veel minder by eenige Reigigers diergelyke nette en uitvoerige befchryvingen
der
Y O O R R E D E N .
derMoluccos, o f van Amboina, Banda, Java, enz. en nog veel minder zoo veel
nette Kaarten enTeekeningen, als men hier zie t, ergens ontmoet heeft, waar over
wy den Befcheiden Lezer zelf laaten oordeelen.
Daar en boven ziet men , voor al in de Befchryving van Amboina, ook de af-
teekening van voprhoofd- oor- en armcieraaden, mitsgaders van veel andere fraayig-
heden, die een groot Bcht aan veel Bybelplaatzen geven, en waar in zieh de Lief-
hebber-s van Oudheden zekerlyk zullen verluftigen, alzoo zy nu een klaarder denk»
beeid van veel fprepkwyzen, dan wel bevoorens, hier door bekotaen, en tot hun
genoegen hier by erlangen zullen, vermits ik verzekert b en , dat noit yemant över
diergelyke Hoffen in diervoegen voor my gefchreven heeft.
Meer zal ik hier van nu niet zeggen; maar 't Werk zelf in dezen verder voor my
-laaten fpreken, met een woord alleen ’er nog dit byvoegende , dat ik meeit over
a l , in ’t befchryven dezer Landen , ’t Beflek , in myn Ontwerp van ’t Werk
opgegeven, zoo veel als ’t mogelyk is ,- tvolge, uitgenomen dat ik hier en daar wel
een kleine verfchikking in ’t eene Land voor ’t andere (a ls, by voorbeeld, met
Boero in Amboina, voor Ceram) te befchryven, maake, dat dan ook niet zonder
red en gefchied is,. en ’tgeen aan ’t Werk zelf niet hinderen, maar ’er dienil ,aan
daerr'ztrt: i • .
Vraagt men my, wat my bewogen heeft dit W e rk te IcKryven,' n i e t S m T 'ä a n
om eere by de verftandige Wereld in te leggen( om te toonen , dat ik myn ty d ,
terwyl nog geen vaft Beroep weer kreeg , neerftig waargenomen heb , en om te
beantwoorden dien pligt, die op m y , en op alle anderen legt, te weten, om het
talent, datGod my gegeven heeft, na,myn uiterfte vermögen tot dienlt en nut van
’tgemeen aan te leggen, alzoo ik , hoewel een van de allerminlte Leden yan deze
myne geboorteplaats, my verpligt rekene, om alles, wat in my. is, .tot verhefting
van myne Natie, tot luiller der E: Maatfchappy van hetOo lten , e n , by een zeker
gevolg hier uit, ook tot eere van Dordrecht aan te leggen ; alzoo ’tvoor die Stadt
geen oneere is inboorlingen te hebben, die dat klein.en als uit de modder opgere»
zen Nederland zoo flerk en zoo kragtig in zynen helderen dag weten te zetten j
zynde het evenveel, h o e , o f door wat Lid in den Sta a t, zulke middelen jtot ver»
betering van dat Iigchaam worden -aangewend, als maar yder Lid zich>jn dezen. van
zynen p lig t, die hy in betrekking van den Sta a t, en van zynStadt heeft, qny tj
daar. juift van allen niet op gelet Word. •
D it heb ik pa myn gering vermögen zoeken te beantwoorden, en ook verder ge- mm3 tragt