
Verplaatzingjvan eenige Meefters. Ouderlingen, en Diakenen, verhören. De ftaat
op Tidore. ' Staat op Manado. Eèti Gebeds-huis door de Princes en door de Koning van
Manádo, aan ons vérgunt. Wat voor Chnftenen hier zyn. Over wat landen de
Köhing van Cajeli heerfcbt. Die lvan Görontalo en Limbotto, wenfcheHde E.
Maatfc happy tot ¿«»»ew befcherm-heer, en Ghriilèn te worden. De grenzen* en uit*
ftrekking, van 7 Manadolch ryk. Verder bericht van die Köningen van Manado,
tn eenige andere volken daar omirent.- 7 Manadoíche Meir van Tondano. En dat van
Gorontaló. ' Béfchryviñg Van' de Volkeren9 Bidpe*s gettaamd; Zyn bericht van 7
eiland Tagulanda. Zéldzanié uitfpraak van eenige geichilleri onder deze Heidenen.
Afkeurirtg van Huwelykeri der- Tagiilanders met die v a n Sjauw, over en weder.
Order op dit eiland omtrent het kerkelykz gefielt. Fan 7 eiland Sjauw, en van de
Jefuiten, aldaar. Van 7 gedrag dezer Jefuiten op Talaut. Staat der kerken, op 7
eiland Sangir. Voortplanting van dien Godsdienfto/» Sarangani. Dood van^ Kapi-
tein Ruttcns. Groote bngezondheit op Maleyo, en Sangir. Verzoek der Spanjaardeft
op Sjauw over den Nagel-handél. Aardbeving op Taroèna. D. Montanus hier in 7
jaar 1676. óverlèden.
DE H E R V O R M D E GODSDIENST.
ß "TS "T T-Atde zaaken van den Gods-
DeHer- dÍCnft Ín de M ° luCCOS ’
vormde v o o r 20 verre in de
Gods- y y eerfte tyden door de Nedjeöff
1 - v derlanders daar behandelt
zyn, betrefty daár van virideri wy niets
vöör net jaar ' Ï6zt . áángeteekéht,r al-
waar Orts blykt, dat men zieh daár aller-
eerft, niet van Predikanten, máar alleen
-van Krank-bezoekers, bedient heeft.
In ’tiaar ^ zie, dat de Krank-bezoeker, Tobias
162,1. Camzius in ’t jaar 1621. hier la g , en
Door door den Landvoogd, dçn Heer Houtbez"
^ « man I zonder een*ge redcn te geven,
hier be- v°lgcns fchryven van -die van Batavia op
gönnen, den 13¿en1 Növembet, gd ig t, daar alle
dag gewagt, en hoe Corne lis Joriszoon
Croonenburg tegen zyn wil iu des zelfs
plaats daar gelegt wierd.
Behalven dezen lag toen Kornelis Maas
in die bediening op Batsjan, en Jan
! Gerritszoon Bloem op ’t eiland Makjan,
op Taflaiohq.1
Den jyden September in *t jaar i iS tfi
In’tjaar zje ^ uit dé kérk-papîéren van Batavia,
1 24‘ dat hier toCirt, behalven de Krànk-bezoe-
kers, 00k eenige Proponenten lagen,
alzo zeker Jan Hermansz., een Krank-
bezoékér, die dertien jaaren in , Manilha
by de Spanjaards gevangen gezeten had,
nu kort te voren verloft, en met het
fchip Monnikendam op Batavia gekomen,
zeèr goede getuigenis vän de zelve
gaf, oordeelende 00k Batsjan viy beter,
dan Maleyo , o f ’t kafteel Orangie, om
’er een Predikant te leggen.
Men ftelde ten dien tyde op Batavia
00k voor, Mri Nicolaas Janszoon, als
ordinair Proponent derwaards -te zenden,
dog de Heer opper-Landvoogd de Car-
pentier, keurde dit alleen daarom af, om
dat hy met zyn vrouw zou hebben moe-
ten gaan na een- plaats 3 - daar nog niet
eene Hollandfche vrouw was; gelyk dit 1624.
in ’t befluit van den 2iften November des '
jaars 1624. nader te zien is; maar dat
was in zieh zelven een flegte reden, alzo
\er immers de Hollandfche vrouwen eeñs
moeftéñ komen ; Vehálveñ dat hun körnen,
o f niet körnen, aldaar, immers
niets tot voor-, o f na-deel van den Godsdienft
doen kon.
In ’t jaar i6zy , in Auguftus, was
hier, in plaats van den overleden Krank-
bezoeker , door de Naflkufche vloötr,
waar op de Predikant D. Follinus was,
David Hermanfzoon geftelt.
De eerfte Predikant, die herwaards D. Geor-
doör den kerken-raad van Batavia beroe- gius Can-
pen, en door de Hooge Regeering van jBJJ
Indien goedgekèurt wierd, was D.Gwr- j,|er jn »t
gius Candidius, die in ’t'jaar \6z6. 00k jaar 1626;
hier na toe vertrokken, en den i o^en Ju- als eerfte
liús’er gekomen is;
By zyn komft lag de Krank-bezoeker,
Dewid Joriszoon..' in ’t kafteel Orangie,
èn-bragt nog eenen Gérard Bokem mede.
Hy was hier vöornänäeiitlyk gezönden,
om ’er een kerken-raad op te regten, en de
kerken-order, door den Heer Landvoogd
goedgekeurt, daar in te voeren; dog hy
wierd yan den Landvoogd le Eebre, wegens
eenigen tw ift, tuflchen hen beiden
eerft over tafel wegens hetConcubineren,
en daar na al hooger gerezen, nog dat Word
zelve jaar weder, na Batavia, met vecle dat zelvc
klagten over hem aan den Heer opper-
Landvoogd van Indiën, gezonden. Lan¿.
D . Candidius , op Batavia gekomen voogd le
zynde, gaf mede een bericht van zÿne Febre,
kerkelyke verrigtingen aldaar over^ met ^Pgezoa2
éenen aanwyzende, dat de grond.pn den
twift tuflchen den Landvoogd ^en hem,
niet anders, dan zyn voorfteij om dat
vuil Concubineren aldaar weg te nemen ,
geweeft was.
Hy
De befchuldigingen
van den
L.andvoogd
tegen
hem.
Zyne
verdedi-
Hy‘ kreeg een affchrift, van ’t geen
de Landvoogd tot zynen lafte gefchreven
had, met lait, om ’er çp te antwoorden.
.En hy gaf hier op zyne verdediging
over, die, by ’t befluit van den 22ften
Oktober tegen de klagt van den Land-
voogd le Eebre vêrgeleken zynde , klaar
vertoonde, dat D. Candidius hem ganfeh
geen reden tot deze befchuldiging, en
110g \ eel min tot zyne verzending, ge-
geven had.
De Landvoogd betigtte hem dat hy nog
den Koopman,. Frans Bruis, den onder-
Koopman, Jozeph Lampree f eenen Jafper,
den Timmerman, nog den Vaandrig aldaar
, cot Ouderling had willen aan-
nemen.
Op het eerfte zeide hy, dat hy dien
man niet verworpen , nog onwaardig
gcagt; maar daarom alleen niet aangeno-
men had, om dat hy Bruis in ’t Körte
met den Landvoogd, als verloft zynde
(gelyk de Landvoogd zelf bekennen
moeft ) ftond te vertrekken, en het dier-
halven de pyn niet waardig was, hem
voor zo körten tyd te verkiezen.
Den onder-Koopman had hy om zyn
ergerlyk leven, gelyk mede den Timmerman,
die voor den Landvoogd als
Men bevond 00k verfcheide betcnuldi- j^ ii.
gingen van den Landvoogd, te weten ¿
als o f D. Candidius wettige. Huwelyken
tegengeftaan, o f na ’t ziekèn-huis niet
eens omgezien zou hebben, zeer onge-
grond, o f volflagen onwaár ; behalven
dat de Landvoogd zieh niet bntzieh had
te zeggen, dat hy ( met eerbied gefproken j
in al de befluitén van den kerken-raad
eens fcheet, beveftigende dat met veel
andere zeer onbetamelyke woorden.
Immers uit de getuigenis vän den ß **£518
opper-Koopman, Paulus Adriaanszoon^ ¿¡¿¡u,
voor den Landvoogd, en tegen D. Can* bleck
dius, was, by nader onderzoek van des onfchali
Landvoogds gedrag tegen den Predikant* te
zeer klaar af te nemen, dat D. Candidius
oníchuldig, en van hem mishandelt
was.
Uit al het w elke, by den Eerw. kerken
een dronkert, fpeler, enz. aangeklaagt
was, daarom alleen, verworpen; dog
noit had hy tegens den Vaandrig iets
ingebragt, in al ’t welke hyzodoorde
getuigenis van den Krank-bezoeker,
David Joriszoon, als door ’t fchryven
van den Landvoogd z e lf, zeer kragtig
onderfteund wierd.
Men lei D. Candidius 00k te lafte, dat
’er om zynen ’t wil een oproer onder de
Mardykers verwekt was, endat ’er 00k
al. eenige na den vyand overgeloopen
waren. D. Candidius verklaarde van ’t
eerfte niets te weten, en dat ’er wel iets
van dat weg- en overloopen waar, 1
maar daar af een andere reden was, na-
melyk, de eene om dievery, de andere
om overipcl, en 00k eenige, om dat
men uitgeftroit had, dat alle, die Con-
cubineerden, en niet trouwden, in een
, zak, o f ton gefteken, en verdronken
zouden worden; zaaken, die noit door
D. Candidius, o f eenig kerkelyk perzoon,
maar wel door andere uitgeftroit waren ;
en voor al door zeker oud onkuis vrouw-
menich, die met den Marinho van de
Mardykers getrouwt was, en by welke
bevorens de Concubyen van den Landvoogd
la Febre gewoont had , wcshal-
ven hy oordeeldc, dat deze vrouw dit,
niet uit haar zelve, maar ter order van
den Landvoogd, om hem (D . Candidius)
fwart te maken, had uitgeftroit, hoe wel hy
zieh tegen den Landvoogd in dit ftuk in
alle manieren zeer zedig ged ragen had.
raad van Batavia, op den 2<ten N o vember
, nader over wogen zynde, een-
parig geoordeelt is , dat D . Candidius
niet de minile aanleiding tot oproer on-*
der de Mardykers, door zyn tegenftaan
van ’t Concubineren gegeven heeft, dat
zelf niet de minile oproer daar geweeft,
is; en dat dierhalven de befchuldiging
van den Landvoogd tegen hem niet afieen
ongegrond ; maar dat ’er 00k geen eene
wettige reden was, om D. Candidius op
te zenden, o f om de gemeinte aldaar vañ
hären wettigen Leeraar, om zyne by-
zondere, en zeer ongegronde gefchillen, ¡
te ber00ven.
Zy oordeelden ook, dat D. Candidius
ter order van den Landvoogd wel ge-
noodzaakt was na boord te gaan, aog
dat hy egter, voor zyn vertrek, alle
middelen, ’t zy door zieh zelven, ’t zy
door de gemeinte aldaar, :*t zy by eene
betuiging van zyn onfchuld, had benöo-
ren aan te wenden, om daar nog, was
’t mogelyk te blyven, waar over hy
nader voor de vergadering zou beftraft ,
en vermaant worden. Even als o f zyne
betuiging, o f het zeggen van de gemeinte,
iets by zoo een onbeichoften Landvoogd,
die om geen andere reden den Predikant
haatte, dan om dat hy zyn verfoejelyk
hoereren zogt af te fnyden, zou hebben
können helpen; na, al het welke hy immers
nog veel minder, als na alle de
befluiten van den kerken-raad, daar hy
zoo oneerbiedig van ipralc, zou gevraagt
hebben, behalven dat D. Candidius de
grootfte moèite ter wereld gehad zou
hebben, om van zulk een voorval, tegçn
den Landvoogd zelf, eenig behoonyk
bewys te krygen ; om dat alles te veel van
den Landvoogd af hangt, en zulk een, die
getuigenis tegen hem gaf, niet anders, als
zyn zeker verderf, door allerlei wegen, en
gezogte voorwendingen, te wagten had.
C c c z Na