
-i 7 8 M Ö U
gen^vöorzicft zyftde, voiid göed; zyn
regt op dfc Molukze eilanden, en ’t geen
’er verder tot den handel der Spcceryen
behöorde, aan Koning Johan, in dat;
zelve jaar nog, voor een zomma van driei
•honderd en vyftig duizend Ducaten tei
verpanden, blyvende de zaak ondertuf-j
fchen in ftaat, en zyn regt onver-
«nindert.: r< v
Deze verpanding ging zeer heimelyk
to e , en tegen het oordeel van veel
Späanfche raaden, die beft zagen hoe
grootelyks de Keizer zyn eigen belang
;hier dooi'verwaarloofde. En ichoon Vele
-van hun dien vorft op vericheide tyden
daar na zeer fterk geraden hebben, dit
•geld wederom te geven, zo heeft men
-hem egter nöit daar toe können krygen,
veel min können bevroeden , om wat reden
f)eSf>Mi-
jaards
verzoe-
ken die
aan hun
te ver-
panden.
DeKeizer
vetfeied
hen.over
die zaak
te fprc^
ken.
Deyaal,
een en
twintig-
ftenKo-
ning van
Témate,
door
Tarra-
\yeie vergeben.
hy dit achter lieti Voor al dedep
dit de Spänjaards met nadruk in den jare
15*48, hem 'zelf die zomme uit het hun-
ne aanbiedende, met verzoek, dat het
goet onder hen mögt verpand worden j
maar ’t Was zö verre van daar, dat hy
hen dit- inwilligen zou, dat hy hen in
tegendeel uitdrukkelyk verbooa, hem
meer over die zaak aan te fpreken;
:: Zommigen oordeelden hier u it , dat
de Keizer zieh met ’t opnemen van
nog grooter zommen, bezwaart, en daar
door in een ftaat van reddeloosheit öm-
trent de Molukze zaaken gebragt had;
anderen dat hy by onderling contradl
inet den Köning van Portugal voor ’t
afftaan van zyn recht drie honderd eh
vyftig duizend Ducaten ontfängen had.
Dit zy dan zo het w il,; ’t is zeker, dat
de Portugeezen Zedert dien tyd tot den
jare 15*83. in een vreedzaam bezit der
Molukze eilanden, en volkomen mee-
ilers van den Specery-handel, gebleven
zyn. Wel is waar, dat de Spanjaards
in den jare 15*32. en 15*44. we£r getragt
hebben de Portugeezen in dat bezit te
ontruften; maar wat uitllag die onder-
neming tot nadeel der eerftengehad heeft j
zullen wy hier na onder de gevallen van
dat jaar zeggen.
Dus ichcnen nu de zaaken in tamelyke
ruft 5 maar Färruivefe, bedügt, dat hy
haaft ophouden zou te regeren, vermits
de jonge Koning Deyaal begon groot te
worden, had (gelyk men zegt) de zaaken
zo Weten te beichikken,dat de jonge
vorft zeer fchielyk in de Portugeefche
hoofd-fterkte quam te overlyden 3 im-
mers alle verständigen ftelden eenparig
vaft, dat hy door zyn beftelling verge-
ven was.
Hy was de oudfte zoon van Köning
Bajang Ullah, en een Prins van groote
hope, indien hy wat langer had mögen
leven. In zyn plaats wierd Bohejat, zyn
broeder^ geftelt;', die;hem in jaren völg- • , . 10
de j . voor welken de Köriingin ernftige ^vn
beden aan de Pbhiigeezeö om zyn yry- broeder
heit deed 5 dog alles te vergeefs, vom- B°hejat
namelyk door befiel van hem^a8t
door deze vryheit h e r einde van zyn ’t ryk.
beftier te gemoet zag -, dáar hy tqt^Ög j)icns '
•toe geen lull toe had 5' maat wel eef om moedcr
zyn bewind (waar . het mogely k ) nog. te ver-
verder uit te breiden. Want hoewef hy, om
en MenefeZ) h e t in die zaak, van de heit Verl
Prinlen gevangen' te houden^ ééns wá- ¿oetó,"1
ren , zo lag ’er nogtans tuirchen die Verwy-
twee een groote wrok, zo over andere
-zaaken, als wel byzonder, om. dat h e t^ ^ e“
!Tarrumefe toefcheen, 'dat MenefeZ zeke- «1 Tat-
rem Kaytsjitt. JVajäak, een van dé. vpór- »uwefc.
naamfté grooten, niet ralleen tegen de
billykhbit f t y f d e e n de hand bood,
máar hém zelf ook;böven hem begon te
'verheffen j een zaak , die hict allcen Tar-
rtlwefe geweldig tegen de Portugee^n
verbitterde, en t ’eenemaal vän hém yer-
vreemde, maar 00k den. ondergahg van
Wajaak veroorz.aakt heeft: want Tarry,-
nie fe ) geen medevryer könnende yerdra-
gen, begon hem eerit met yei^onqe
befchuldigingen. aan‘höbrd te komen, en
daar na operibaär” :fe: belag^n ¡éh te ber-
ftryden j weshälveö diy/geén\úíty1ugt
zag, dan zieh by 'Meilefe z in de hoora-
vefting te begeven 4 : maar *t Was vehrc
van daar , dat hem dit bevryd zou hebben.
In tegendeel deed Tarrwwefe hem .uitdrukkelyk
van Menefez ter fträf vorderen.
De 'Landvoogd, die hem niet méér verbitteren,
en zynen elehdigen en vervöjg-
den. vriend gaarne bthouden wilde, bé-
riep: hier över zynén raad maar ‘ dewy 1
zy. malkanderen hier over niet vejftaah
konden, heeft Wdjaak^ vreezende dat
hy aan zyn vyand mögt overgegeyeh
werden, zieh door een ichielyke waii-
hoop van boven den. toorn gewprpén,
en alzo dit gefchil yerydelt..
Metiefez was hier over ongemeen be- Een
droeff j en van vootnemen zieh by,..de nieuw
eerftc gelegenheit hiet over te wreékeñ. voorvaI
O f dit nog niet genoeg was, om Meiiefe z ^"ver-0"
aan te zetten, was ’er nog een, andere wyde-
zaak, die, hoeWel gering in r’t 00g, r‘nS*
nogtans al eenige beweging g em a lt
heeft;
Mette fez had uit China een Verkén, öf
Biggetje, ontboden, ’t welk by geval
buiten den muur loopende , eenige Tei>
nataanen gedood hadden , zo uit eén
verfoejing, die zy , volgens bunne. wét,
als Mohammedaanen, daar tegen hadden,
als uit haat tegen Menefez ^ om hem fpyt
aan te doen. Na fcherp onderzoek be- De Te>
vond Menefez, dat hier aan deMöorfche nataan-
opper-Priefter , die Farr uw efe zeer na fchen
beftond, mede Schuldig was, Dezcn lietr op?"'
. h y , Pnelter»
1520. ky , zonder aanzien van perzoon, hooge
hier aan verwandfehap , o f zonder vreeze voor
ichuldig oproer, aanftonds vatten, en in de hoofd-
bevon- veiling gevangen zetten,
den, en was Zo ras niet in ’t werk geftelt,
gezet!8CD en rugtbaar geworden, o f al zyn vrien-
Doedoor ^en» de voornaamfte adel, en 00k Far-
Tarru- ruwefe, quamen ernftig zyn verloffing
wefe 's by den Landvoogd verzoelcen, door wel-
bed.en. ker ge zag, en bede, hy als eenigzins in
» fchyn bevredigt zynde, laft gaf, dat men
den opper-Priefter los laten zou. Dit
bevel, wierd aan zekeren Pieter Fernand,
een zeer gering perzoon, gegeven, die,
terwyl hy hem los liet, niettegenftaande
al zyn bidden en fmeeken, hem een yette
Ham door de neus wreef, welke hoon
hem zo ontftak, dat hy zieh van tränen
niet onthouden kon. ' 5- ' , ■ ; - ;
Hy wierdt dan na de poört der veiling
gebragt, daar Farruwefe, en andere land- j
grooten, met een groot getal borgers
gereed ftonden, om hem ftatelyk.te,ont-
fingen, en met hun ftoet te vereeren,
om zyn uittogt uit de gevangenis te heer-
lyker.te maken. •.
Dog zeer Hy fprak hen met veel beweging, en
fmadelyk gejammer aan, terwyl hem ’t Hammenvan
de vet (een gruwel by, hen ) längs de wangen
geezen droop, waar over de Portugeezen fchamgehan
perlyk grimlachten, met veel fpotternyen
oeld.
de deftige daad van Fernand, als o f hy 1529.'
zieh wonderlyk wel uitgefloofd had,
verheffende.
Den Ternataanen, Mohhammedaanen gelg-
van Godsdienft, quam'dit zo fmadelyk zugt en
voor, dat zy zieh van gelyken niet bc- feE-ä
dwingen konden van tränen te ftörten j taanen"
en byaldien de vreeze voor de hööfd- hier over.
vefting, en ’t gefchut, hen niet in toom
gehouden , en als op de nek gelegen
hadde, zy zouden zekerlyk over zulk een
trotze, en fmadelyke bejegening van een
Natie, die zy nu reeds niet dan te veel
haatten , met de wapenen in de vuift
wraak genomen, en den hoon, hun allen
in den perzoon van hunnen opper-Priefter
aangedaän, door een heldagtige onder-
: neming uitgewiieht hebben j maar dewyl
daar in op dien tyd niet het minfte
waarfchynelyk voordeel voor hun te ho-
pen was, waren zy genoodzaakt, dit
tot een betere gelegenheit op te krop-
pen.D
e opper-Priefter ondertuflehen Zö v ryWyj
onverdragelyk befpot, en ten toon ge- lige bal-
ftelt, fchaamde zieh van fpyt in Ternate ljngfchap
te blyven , en vond goed zieh eenige QpSper.
jaaren in een vrywillige ballingfchap te priefters.
iaegevenj by welke gelegenheit hy zyn
werk maakte, van de Mohhammedaanen
der naburige eilanden door bittere klagten
Z i cn