
1684. woorden van Paulus: Gy en zult niet be-
geeren, zeggen wilden 5 een vraag, die
ik; noit gelooven zal, dat die Koning,
die daar als zeer zedig befchrevcn wierd,
aan een Predikant ( al had hy fchoon al
die groote fwakheit, van ’t zync waarlyk
te begeeren) gedaan heeft, ora dat ait
met de agting, die de jnlander voor een'
Predikant heeft, en nog veel minder met
zyne gewooae eerbied, en onderwerping
aan zyn mecrdere in ’t gemein, overeen*
komt; maar dit wil ik wel gelooven,
dat de nyd der Grooten, en hun qualyk
{preken van dezen man, veel aanleiding
tot het quaadfpreken en fchryven, zoo
van dezen Heer de Leeuia, als van andere
Predikanten, zonder dat zy dit egter
verdienden, gegeven heeft} al ’t welke
wy den een en den ander, als zeer on-
kundig, hoe zwaar de dienft van een
wakker Predikant is, van herten ver-
v geven.
Hier en daar in die inftruöie zyn oo.k
klare blyken, dat zyn-Ed,» die niet zeer
< fterk voor het voortzetten van den Gods-
dienft, maar fterk voor de menagie was,
het werk der bekeering aldaar, en den
yvcr van dezen man, om dit voort te
zetten, niet zeergoed keurde, meinende
het vry beter te zyn, dat dit van de
Leeraars (waar mede hy niemand, dan
D . de LeeuWt meinen kon) zoo fterk
Aanmer- niet wiefd voortgezet. Meer eer zou
king van het den Heer Padbrugge geweeft zyn,
den ¿¡en Heer wat meer, dan wel gefenied
ove7b£‘s» behulpzame hand tebieden, hem
de deze wat minder te benyden, en 00k wat
Heeren, minder onnoodige menagien, vooral op
't kerkelyke, te zoeken: want na allen
fchyn is het dien Heer veel grooter doorn
in zyn hert, dan zyn vervanger,geweeft,
te zien, dat D. de Leeuw een veel grooter
getal van leerlingen, dan wel andere
Predikanten, gehaa heeft, om welke
bequaam te maken tot het waarnemen
der kerken en fchoolen op deze en gene
dorpen der buiten-eilanden, hy voor
ieder leerling ( die met ’er tyd tot zeven
ftuks aangegroeit zyn) drie Ryksdaal-
ders 's maands plag te trekkem
Het is te gelooven, dat deze Heer
de Leeuvi, nevens andere menichen, en
Predikanten, zyne gebreken zal gehad
hebben 00k keure ik 't vlak af, dat
een Predikant zieh met den koophandel,
o f zaaken buiten zyn bediening , be-
moeid j maar dit is 00k zeker, dat het
een zeer Taalkundig, bequaam, en neer-
ftig man geweeft is, en dat 'er geen
zwaarder werk voor een Predikant in
Indien, dan deze Ternataanfche kerken
fchool vifite, en geen langduriger,
fevaarlyker,nog van meeronkoften voor
em, ergens in Indien my bekent is.
Verdient nu zulk cen man, die allere' 1684.
eerft zulk een vreemde T a a l, als de Lofvaa
Sangireefche, leerde, niet wat meer, D. de
als een ander ? 't Is waar, dát h y , be- Lccuw-
halven zyn wedde van honderd twintig
gülden ter maand, en ‘behalven zyne
buiten - voordeelen, twee laften Ry ft,
en dit voomoemd leerlingen-geld, meer
dan andere Predikanten dier plaatzc, trok j
maar ik zeg, dat dit op verre na de
buiten-gewoon© onkoften van die reis
niet heeft können goed maken.
En hoewel de Heer Padbrugge daar
niet fterk voor was, hetblykt, dat haar
Edelheden dit in dien Predikant vry hoo-
ger, dan zyn Ed., geacht hebben, ge-
lyk zy hem 00k den eerften van al de
buiten Predikanten honderd twintig gülden
om de Ooft ter maand, ter beloo-
ning van zynen yver, gegeven hebben.
Oofc heugt my nog zeer wel, dat ik Entyne
den Heer, Maarten P i t , ordinaris Raad *ßl*n§ hy
van India, met veel lo f in dezer voegen wjiSjs,
over zyn Eerw. heb hooren ipreken, heden.
en uit zekeren togt, in ’t jaar i<S8pi
door den Vaandrig David Haak na de
Noorder-eilandcn gedaan, blykt my, dat
hy 00k de eerftegeweeft is,die opdeTa-
alautfcheeilanden een meefter gelegt heeft.
Het wäre maar te wenfehen geweeft,
dat die Heer in die zware hier op ge-
volgde gefchillen met D. Hek, en meer
andere moejelykheden, daar uit gefpro-
ten, niet wäre ingewikkelt geweeft,
zoo zou die kerk zekerlyk nog veel
vrugten van,zyn Eerw. yver, en arbeid,
hebben können plukken j daar onder-
tuflehen deze gefchillen veel aanleiding
tot verderf van den Heer Landvoogd
Thim, en van beide deze Predikanten,
fegeven, behalven dat zy hunnen vereren
dien ft aldaar vrugteloos en van een
zeer (legren reük gemaakt hebben.
Deze gefchillen namen in ’t jaar itf8d.
en ’t jaar 1687. (zo in December des
laatften jaars op Batavia bleck) hun begin.
D. Heki die jaloers was over ’t grooter
inkomen van D. de Leeuvu , en over de
grooter gunft, die de Heer Landvoogd
Thim zyn Eerw. meer, dan hem, toe-
droeg, gaf hier de eerfte aanleiding toe,
zonder dat hy aanmerkte, dat de dienft
van D. de Leeuw wel tienmaal zo zwaar, *
als de zyne, was, en dat hy dierhalven
00k veel meer, dan h y , verdiendes
Dit ging zoo verre in dezen man (die
om dit zelve gebrek met veel flank uit
Am boina geicheiden was) dat men ge-
noodzaakt was hem den Predik-ftoel te
verbieden , waar op dan ( zoo uit de
refolutie van den 1 1 de» December te Batavia
bleek) hun beider verzoek, om ten
eerften te mögen na ’t vaderland vertrek-
ken, quam te volgcn. ¡:~
Na-
1688. Näderhand ging D. Hek ’sbitterheit
t>. Hek'svan geeft tegen zyenn medebroeder zoo
onvoor- yerre, dat hy D. de Leeuiv, zelf, terwyl
fp p a B hy in ’t midden van zyn prediken was,
niet ongefchonden. kon laten, én hem
zoodanig ontroerde, en ftoorde, dat men
genoodzaakt was hem 00k in het toekb-
mende té verbieden, in de kerk'te körnen.
Hy zat 'er dan buiten 5 maar zoo zot ,
wangelatig, endriftig, als hy zieh in dé
kerk verfcheide maalen aangefteld had j
ftélde hy zieh 00k in ’t gezigt van allen
daar buiten aan, weshalven mén dézen al
te driftigen man, wiens aart altyd
geweeft is , vry woelagtig, zeer on-
ruftig, en gedurig met iemand in gefchil
te wezen, om vefdere onheilen voor te
komen, 00k van daar weeren moeft.
In *tjaar Zoo ras men van dit hun twiftig leven
1688. D. op Batavia kennis gekregen had, vond
Cammi- men den gften January in ’t jaar 1688. ¡
1 atft goed> hon beiden op te ontbiedenj en
gep 3 ’ D. Gellius Cammiga derwaards te zenden,
die den z^en February daar na toe
vertrok.
D. Hek ÖndertuiTchen wierd D. Hek vooraf
buiten buiten bediening over Amboina, daar hy
bediening in April quam, uit Ternate gezonden$
Vert°n- aiwaar hy toen 't Sacrament des Doops
en‘ (even als of hy nog in bediening was)
00k eens bediend heeft j dog de Heer de
Haas waarfehoude de broederen Predikanten
tydelyk hier af, en dus beletten
z y , dat hy dit meer deed $ en zieh
(nu daar toe niet bevoegd zynde) niet
nog verder vergreep j waar op hy, na
verblyf yan maar eenige dagen in Amboina,
na Batavia vertrok} daarhyinjuny
in Kerken-rade verfcheen, verzoekende
te mögen wetenj o f men, uit kragt van
zyn fehorffing in Ternaté, hem als ge-
heel buiten den dienft aanmerkte. Men
vraagde hem, o f hy vän zyn fehorffing
in Témate ontheft was, en o f hy in
Amboina, o f op de reize, gepredikt Iwd.
Hy zeidej dat hy in Amboina, met
toeftaan van D. vander Sluis, in de Ma-
leitfche kerk eens gedoopt, en 00k on-
derweeg op de reis van Ternaté na
Amboina gepredikt, en de Morgen- en
Avond-Gebeden gedaan hadj dog dat hy
dit alles tegen de daar omtrent te vorén
genomene refolutie van den Landvoogd,
en den Raad aldaar, die verklaarden hier
van onbewuft geweeft te zyn, verrigt
hadt } maar dat hy van Amboina tot
Batavia (waarfchynelyk door voorzorge
van den Heer Landvoogd de Haas) geen
openbaren dienft gedaan had, alzoo de
Schipper hem dit niet wilde (ja volgens
zyn laft nietlconde) toelaten, aangezien
het voor een zoort van ongehoorzaamheit
gerekend wierd, zoo iemand,diens gagie
afgefch reven is , prediken wil.
I. D e e l .
Men zeide hem op dit zyn eigen ver-
toog, dat men hem wel acgelyk voor
geichorft hield, en dat hy zieh dierhalven
van alle de deelen van zyn dienft, tot
nader berigt uit Ternate te onthouden
had, waar uit dan blykt, dat zulk een
niet prediken mögt.
Den zyflen -December vericheen hy Zya
weder in de vergadering met een wyd- ja]mmer"'
luftig' en jammerlyk geklag over de
fmaadheden1, en vervolgingen, hem in tavia; ,
Ternate äangedaan, daar byvoegende ,
dat deze vergadering de hand aan zyn
vyanden fcheen te houden, en fmerte
tot zyn fmerte te voegen, ja een loodje
’er op te leggen, dewyl zy hem beide
van zyne bediening, en ’t H. Avond-
maal, afhielden} weshalven hy verzogt 1
te weten, wat zy nu omtrent hem doen ,
en ö f zy zyn zaak te regt brengen, eil
hem herftellen zouden, o f niet? En in
gfevalle van; neen, zo betuigde hy, dat,
zoo hy naderhand weder op een buiten-
plaats quam te leggen, hy noit meer met
de zelve by zoodanige voorvallen Cor-
refponderen , o f zyn klagten aan hunne
Eerw. meer doen zou, alzoo hy nu zag,
dat het hem tog niet hielp.
De vergadering, fchoon met medely-
den over zynen toeftand geraakt, om
dat hy zieh, wegens D. de Leeuw ’s ag-
terblyven,niet verantwoorden kon, vond
goed hem egter nog in dien ftaat te laten,
hem klaar de onregtvaardigheit van zyne
befchuldiging, en hun onvermogen vän
anders te können handelen, aantoonende.
Hy verzogt 00k zyne overgezondene
papieren , alzoö hem die geweldelyk
(volgens zyn zeggen) ontrooft waren,
weder, waar af hem de Copye toegeftaan
wierd.
Den iydett Jariüäry"iri ’t jaar 168p, d»
verfcheen de Krank-bezoekör, Koemaad Krank-
Bertram, van hier op Batavia, een man, jyzoekeir
die zeer breed van den yver der Chrifte-
nen op de Noorder-eilanden, die hy 1689. op
i kerkelyk gevifiteert had, dog zonder Batavia.^
1 waarheit, gelyk blyken zal, opgaf.
Den tften Auguftus vericheen D. Hek
weder in de vergadering, erhftig de ver-
nietiging van de refolutien van den i4<len
Juny, ¡en van den zjftcn December des
voorleden jaars, tegen hem genomen,
verzoekende, o f dat hy anders (’t geen
hy nu nog, om hunne zwakheit te ge-
moet te komen, niet gedaan had) tegen
hen zou moeten protefteren. Men zei
hem hier op, dat men hem onmogelyk
van zyn Cenfure, voor dat D. de Leeuw
hier w as, ontheffen, dog dat h y, tegen
den tyd des Avondmaals, om weder toe-
gelaten te werden, fpreken kein 5 raden-»
de hem nog wat geduld te hebben.
F f f On