
aldaar maar een Tharfis ofGades geflacht
hebben> waar aanzy nogtansVericheiden
naamen gaven.,j*|g£
1 Naar dit Gades heeft de Tyrifche Hei*-
. Cules een tocht gedaan, endaar, zoomen
voorgeeft j twee kolommen opgericfit,
buiten welke de oude 'zeehelden zig niet
in den openbaaren oceaan , of de Atlan-
tifche zee , dorften begeven. Anderen
houden de bergen Calpe en Abyla ofhunne
toppen, dog' weer anderen eenige eylan-
d jes, voor aan in den mond der itraat van
Gibraltar, voor deze kolommen,
Anderen plaatzen deze kolommen in
zekeren Tempel, dien hy daar bouwde,
-van koper , m welken hy als een Godt
fpdientwierd, over welken men w il, dat
ulius Caefar traanen geftort zou hebben,
om dat Alexander de Groote, nog maar
52 jaaren oud zynde, de ganuchewereld'
al overwonnen, en hy nog zoo weinig in
zynleven verricht haa i dog van dezekp-
lommen van Hercules , by Pindarus de
poorten van Gades eenaamt , gelyk 00k
van die fontein , io f van die twee put-
ten aldaar in zynen Tempel, werden 00k
veel verdichtzelen, die wy maar voorby
gaan, opgegeven.
Jofepbus zegt lib. vm. cap. z. Antiquit.
o f wel in een Fragment van Fenicien, aoor
Menander vertaalt, dat koning Hiram,
Abibalus zoon, aHereerft voor hem, t<?r
ffedagtpn^ van, deze zype. ondememingy
een ltätuc oFBeeitSns, te I yrus opgericht
heeft} enzommigenzynvanoordeel, dat
de eerfte inwoonaers van. Spaanjen, Ibe-
rien en Libyen ,' Eeniciers geweeft zyn.
Daar benevcn teelcent hy 00k, tot nader
beveftigingvan de groote fcheepyaartder
Tyriers, hier aan, dat die van Gades groote
fchepen in zee zonden. i
En anderen voegen hier nog by , dat
deze Hercules een groot ftarkundige, en
daar na ook Aftrochitongenaaint geweeft
zynde , den Tyriers groot licht in hunne
zeevaart, en buitjenlandfche togten zou
gegeven hebben.
Thyrrhenus, de zoon van Atys, bragt
een volkplanting van Tyriers naar Toica-
nen, die na hem naderhand Thyrrheners
genaamt zyn.
Strabo ipreekthb. m. pag. 282. 00kvan
Abdera, als van een Fenicifch gebouw.
Van hunne volkplantingen, zelf tot in
Jöserien, om den koophandel uitgeftrekt,
melt Appianus lib. xv 1. de Bello Hifpan:
pag. 448. 00k Dkdorus, gelyk wy aan-
ftonts zullen zien.
Dus waren 00k Leptis, Uticaen Tabraca,
fteden die zy gebouwt hadden. Utica,
.zoo Plinius lib, xy i,jq p . 40. zeg t, 348
jaaren voor den bouw van Romen , ö f
ontrent den leeftyd van Samiiel, ö f wel
. ontrent Heli ’s einde} enaldus, zoo Vel-
lejtis Paterculus wil, niet lang nahetbou-
wen van Gades.
Van Tabraca en Leptis , melt Silius
Italiens lib. ui. fs zy6.
Tabraca tum Tyriufn vulgus, tum Sarraque
Leptis.
dat i s :
Het Tyrifch Tabraca, en 00k 't Sarrqanfche'kl&Svt-
* Leptis.
Ifidoruslib. xvn. en Qrigwes voegen daar
Hippo b y , zoo doet Augußinus, die daar de »t zelve
laatlte Biflchop was , en Sallußius in Zynen bvwoord,
Jugurthynfchen oorlbg 00k Adymetufflg y ° Q
dat door Solinus mede beveftigt jyord. . darTeens
Dat zy hunne vojkplanüngen m Sici- Tyrus,en
lien hadaen, blykt wtfßueydides Hb. vi. dan eens
in ’tbegiv n: \ , \ \ \ I/ ;’ ™menr ^“aaanr "nMi» « 4<>iw*s< *tpi iruTca fi.fi Ti» SiJMAi«», ’twoord
¿Y.pttTs hri: Ti SaXaTDj inr»\&ßairts, >utt t « nrixafj.ua,
inrii't*, ifMroplttf ibttcti t?s irpoi w s ' raanfch
dat is : ' • van af-
H r j «. . . ftammen,
De Feniciers bewoonden ganijeh Sicilienen voort-
rondom, hebbende uitfieketide boofden in zee .,
en OHtyent de kleine eilanden, om hunnen koop- nLmt8e"
Handel w6t de Siciliqqtien ingenomen, wierd.
' Door deze Feniciers verftaan zomrnigen
die van Karthago. Wel is waar, dat de
Karthagers langen tyd meefters van de
ftranden van Sicilien-geweeft zyn 9 al*
waar zy op den töp van den berg Eryx een
Tempel ter eere van V enus Epcha ^ e -
bouwt hadden . die zy daär ooK (zoo Po-
yverigdienden}
maar het is den Geleerden bekent,
dat de Karthagers in ’t gemein door
naaukeurige Schryvers van...des,J^eniciets
onderfcheiden worden, hoewel het waar
is, dat zy nu en dän wel met den naam
van Feniciers (gelyk dat by Pindarus,
Pytb: I. fs 128— 142. en Nem. p: 6 j.
ak mede by Tbeocritus 9 Idyll: xvi. f s j6 .
te zien is) voorkomen.
Immers , wanneer Thucidydes van de
Ksuthagers ipreekt, zal hy hen door-
gaansmetde naam van wxgyY$6)HffL Kar-
thagenienzen , van andere h eniciers on-
derlcheiden.
Van hunne kolonien in Malta ipreekt
Diodoryts Sic: lib .y . cap. 12. pag. 280 en
2P4- En opmerkelyk js. ’t geen hy in
het zelve boek en in *t 26 Jhoofiiftuk pag.
2P7- 'in opzigt van vericKeiae volkplan-
tingen van hun zegt^: :
. - Oi- qltviKtf i'icc t?s Tciivnn fjrl »roAu*
Lctßancs xpovov ecvgtini t ¿iroitdccf iroXLas ¿ireiei?Mi
t«s pul m XtxiXitci, xxi rxg övieyytit tx o tii Wäs»
rx; df hg nu Äißvqi x x i 'ZxpS'ctx xx) ißtglxi'
dat is :
De Feniciers, door dezen koophandel een
langen tyd ryker geworden zynde , ■ hebben veel
Sicilien, en de ttdburige eilanden'y maar andere
naar Libyen, Sardinien en Iberiet}.1
Die maar een weii^g .in Godts woorä
belebelezen
is, dien kart niet onbekent zyn,
dat de Tyriers, -ten tyde van koningHi-
ram , Salomonstydgenoot >, naOfir (waar
over wy in ’tyefvölg nader ipreken) en
dierhalven zeer verre buiten de ftraat van
Gibraltar , hoewel zy hunnen koers den-
waarts uit de roode zee aanftelden , ge-
zeilt zyn, waar in hy buiten twyffel juift
de eerfte niet geweeft, maar zeer waar-
ichynelyk van ridere Tyriers al lang te
vonen voorgegaan is. ; 1
Die hen ; 27^ höofdftuk va.poßgechiel
maar aartdagtigrnaleeft, zal, zoo Uit de
waaren, als uit de vergelegene landeil en
vplken , daar aangehaalt, klaar genoeg
zien, hoeverre zy zieh door den nandel
en zeevaart uitgebreidt, en hoe grooten
vermögen en opperheerfchappy zy door
die beide verkregen hadden. Plinius zegt
lib. vi. cap: 26. dat zy hunne waaren van
Taprobané te Berenice, aan de roodè zeé,
bragten ) waar over wy hier na breeder
händelen. - '
: Arißoteles zegt van hen in een Traftaat
7TS f l SsTJlMifftUV OtìlOVq‘lJLCÌTù)V' dat is,
van de wonderlyk gehoorde zaaken, fpl. fySi
Ttìs TTpeuTüg vSi (ßonixai iir't Txpr>itrirt>» jrXivtrfciTXf,
>lyerxi tìo-Stói ¿pyvftei ¿iTtQopwrKO-ScU-) ‘ lAdw«»
* dit x«/ xMoi txvTixei piirai * titrxyxyeirxg, o>g n
mdet poiKtTt 'i%tn NicctSm , fdttf toi xpyvfSicti
fa» , ¿AA* ¿ixyxxo-Biixi ciiroirXeoifag f» roti Toirtn,
Zyn. TX re «A9m irxiTx ¿pyvfx hg ip%äiro , xxrcurxevxB
aa&xi, xxi $ *-45*%. dat is ^ j
Men zegtj Ja t de eerße Fenifiers, na dat
zy.nq&tMyteJfei gevdrw waren 9.-zoß groot
een kragt van zilver voor olie , en andere
zeewaarenverruilt hebben, dat hunne fchepen
alles niet laden nog voeren konden y zoo
dat zy- tegen hun vertrek hun ankers zelfs ,
eii andere dingen, by hen gebruikelyk ,. ge-
noodzaakt waren van- Zilver te maken. •
E,n dit komt met den ouden Dichter,
Stefichorus , by Strabo lib. in. p a g .j.zi.
overeen., ' daar- hyzegt : TapTV)(T(rov TSQ- ,
TUfjLov'Kdgci itYfyàq WKsigovaq dpXvgogtfyvg'
, dat is : Van Tartejfus riyier, by
de groote bromten met zilvere aderèh.
Door dezen handel 'waren zy zòo vermögende
geworden^ dat zy by veele ten
dien opzichtè'als1 onwinbaar bfibhreven
wierden.
En dit was de rieden ook, waarom zy
f volgens Herodoot lib. II. cap. 110.) wei-
gerden, aanSefoitris , dien overftroomer
van ^en groot deel van Àfia en Africa,
de fchatting , die hy hen opgelegt had,
op te brengen.-
De zelve Schryver zegt in zyn,Melpomene
, o f lib. iv. Dat zy uit hét roóde
meir naar-de Zuidzee van Africa zeilden,
endatzydan, daar te land geti-eden zyn-
dfe, hunne fchepen op den wal haalden,
verwagtende over al daar zy quamen den
oegft eerft in, en dat zy dan alom ’t koom
afgemaait hebbende, weer van daar voe^
ren} na verloop van twee jaaren de fte-
vens weder na de Straat wendden, en in
’t derde jaar eerft weder t’huis quamen.
Dionyftus Perieg: f s 741. zegt van hunne
fcheepvaarr, handel en ftarrekunde :
' !0/ .icfÜTOi ntvo-n iieipirxrro x rn if
: - n parai Vifiorogleeg ¿¿iWing tfaireeno
X x i ßxbbi ¿qcaiui xg-pui oraXoi i<f>pxevearo.
dat is : ;
Die V eerfl zig op de zee: btgaven met ge*
■ maar,
En V zdlereerß ook het verbündeten van
| i wqaren
| Qi Geen zieh zofi- wyd en breet van ouds hei
in'tbevaaren
Der zee' heeft uitgeWeid ) I bedachten , en
te gaar
Den loop der fiarren door hun naarfiig zoe*
Waar opzy ’tßoufftemei beleid zieh ander*
Oök melden Curtius lib. rv* cäp. 4. ( en
Strabo lib. xvi; pag. 876. ) "’dat^ waar zy
ten anker quamen , zy ’tland onderzich
bragten ( dog men moet weten, dat hy
en Jußinus , alleen van .’t nieuwe T yn k
fpreeken). ja , wat landen zy bevoeren ,
zoo waren zy gewoon ;die genen, die zy
ontdekten hennier in te willen navolgen,
in zee te verdrinken, om die vaart voor-
zich alleen te behouderi , gelyk Strabo dit
ook van de Cailcteridcs lib. xvii. pag. 2.6y,
zegt.
, Daarom nöemt Thucydides hen tejarai
o f roovers (te weten ter zee) ’tgeen in
die eerfte tyden , gelyk wy frevorens ge*» jjß
töont hebben, geen fchande was. -
Herodoot geeft hen lib. iv. de eefe, dat
zy Afiica allereerft omgezeilt hebben,
’t geen .ik voor even zoo hoog opgeven
aanneme, als ’t zeggen van Plinius lib. Ü.
cap. 6y. van Hanno, dat hy deSpaanfche
zee tot aan het roode meir omvoer, een
zaak, die wy hier na toonen zullen, zelf
uit het aangeteekende by Hanno, op verre
na zoo breed niet eens te blyken.
Hoe . groote zeehelden nu de Tyriers Dog ^
boven alle Volkeren der aarde waren, zoo minder
meinen wy echter, dat die van Karthago die van
nog immers zoo ftout ter zee geweeft zyn,
en dat zy nog al meer ontdekkingen, dan
deeze, gedaan hebben ,. volgens ’t gene
Plinius, Strabo en Mela getuigen, en gelyk
wy dat nader uit den beroemden tocht
van Hanno, denCarthagenienzer, zullen
doen blyken. Ja men meint dat de Feniciers,
o f eigentlyk de Tyriers, die van
Andaluzien wat hard gevallen hebbende,
hen tot zullten opftanabewogeiy dat dezq
hen te fterk geworden zynde,^ zy zieh ge-
noodzaakt vonden eerft: de Athenienzers ;
dog die ook te zwak. Zynde, * daar na de
Karthagenienzen ter liülp te roepen, die
hen met een vloot quamen ontzetten} dog
D ’t land