
Starkenner'op dien berg:deri löopder'ftar-
ren metZiilken n eÄgneid eniniparining
van al zyn kmgjm'en zinnern waamarn,
cfät hy daar joiet afte fcheideh was, zoo-
danig .datzyn hert ab aan dien berg icheen
vait- ge^^dt- te zyn , en hy door de
zucht tot net navortchen van de beweging
dezer hemelfche iichaafnen , als verfcheürt
te werden.
• Äangezien hy nu door zyne onaffchei-
delyke gehegtheidaan deze liefhebbery
der ftarkunae ongemeen veel licht voör
zieh zelven, envoor zyne tydgenoten
kreeg , zoo verzierde. men al verder,*
dat hy den Goden hetvuurvanden hemel
ontftolen, en ’tzelveopdeaardegebragt,
o f wel, dat hy op den raad van Minerva
den hemel beklommen, en ’tvuurvande
räderen van..den zonnewagen ontleent
heeft j al ’t welke niet anders dan zyne
gevonde ibirkunde op ’t kragtigfte uit-
orukken wil.
Deze twee ftaan als de oudfte Starkundigen
by de Ouden bekent, welker leef-
tyd ontrent het jaarder wercld 2472 voor-
kbmt. *
Dat zy nogtans de eerfte waren (hoewel
Clemens de Aiexandryner van Atlas zegt,
aat nyaiekonft iriLybieheerlt uitvöridt)
is niet waarfchynelyk. Men zou daar
ook Eolus mögen byvoegen, die als een
froo^St^kemer^in^^beweem^vm.
biloniers en Chaldeen , waren van ouds
herboven alle andere Volkeren voor groote
Starkundigen verinaart.
Zoroaftres, Ofthanes , en de verdere
Magi o f Wyzen der Perzen,pronken mede
met dien zelven-naam, en hoewel de Ba-
biloniers veel öp dezen Zoroaftres (eigent-
lyk Zaraduft genaamt) en op Ofthanes
roemen ■, en hen ab de eerfte uitvinders väir
die konft opgeven , zöö is dit vry meer
tot lof derPerzen, dan wel van hun dienende
, alzoo deze een Perziaen , en de
eerfte een Ba6triaan, en geenzins eenBa-
bilonier, geweeft is.
Onder.de oude Starkundigen munt mede
üit Nicepibs-, koning van. $ait (dat het
lagerdeel van Egypten was) van welken
Paulinus by Aufoniji§ zegt:
Qwque Magos doeuit myßeria vana Nicepfos.
dät is :
Niceßfos die wel eer V verborgene den wyzen,
Schoonjdel, als iet_ groots gewoon was aan te
pryzen.
Hy ftelde te werk all?s ’t geen Mercu-
rius a e i. en 2de pertyds uitgevonden, en
in de vertrekken qn kooren der Tempels
tot dien tyd töe verborgen gehoüderihad-
den, en men wil, dat hy van de Starkunde
openbare leilen zelf aan de Magi van Babel
, o f eigentlyk-aan die vanPerzieri , ger
fevenHeeft, voorzooverre alle zynboe-
en en ichriften over de Starkunde, ten
j tyde dat Gambyfes Egypten beoorlogde,
' döor dien vorft na Perzien vfcrvoert zyn,
en dat die aan hen een groot licht in die
kunft toegebragt hebben.
Strabo geeft de lof der ftarkunde voof
allen, en alleen aan de Feniciers.
J'oßphus zegt lib: I. cap. 7. Antiafjudgic:
dat Abraham , die in ’tjaar der weereld
2010. leefde, niet alleen een groot Star-,
kundige geweeft is j maar dat hy die konfts
ook aan anderen , en wel eerft .by-de
Chaldeen, en later aan die van Egypten
voortgeleert heeft/ Dow hem, zegt h y ,
cap.. 7. zyn die wetenfehappen (tewetende
Tel- en Starkunde) van de Chaldeen Jot
de'Egyptenaars, en van hen tot de Grieken ,
oyergegaap.
Indien dit waar is, zoo ziet men niet
alleen, dat hy in tyd veel ouder is , dan
alle de gemelde Uitvinders 5 maar ookriat
zoo weide Chaldeen, ab*de Feniciejs, en
Egyptenaars, die konft ^le »an hem dank
te weteri hebben. ’
Het is waarfchynlyk, dat, gelyk .de
Hebreen de oudfte icheepsbouwers ,, zy
alzoo oök de oudfte, ftarkundigen zyn*
Immers die Gen. If: y! met aandacht na-
leeft, daar Godt tot Abraham zeg t: Ziet
m op na den hemel, enteJ^eJL^jj^^&a.
¿¿g^^eneiilaata^^uit^^Moies tyd-
^?noor^aar^)yvoegt , en voomamelyk
Job 9: 9. daar hy van Godt zegt: die den
wagen maakt, den Orion, en het zevenge*
ftarnte ? en de binnenkameren van ’tzuiden„
Als mede Cap. 38:. 31, 32. daar de Heer
{ot Job fpreekt: Kont gy de lieflyjtheden van
V zevengeßarnte binden , of de flringen
Orions los maken ? Kont gy den Mazzayoth
voortbrengen in zynen tyd ? en den wagen
met zyne hinderen leiden? -
Die dit alles (zeg ik) metoordeelleell,
zal ook moeten vaftftellen , dat de Hebreen
en de Arabiers , veel eer dan andere
Volkeren, deftarren en haren loop ,
waargenomen en gekent hebben.
Na’ deze fchynen de Babyloniers ea
de Perziaanen het naafte te komen, van
welke de 'Egyptenaars en Grieken nader
Echt-f(diynen-bekQq^rt^nh,ebben*
'Plmus ieg f //T'- vt. cap. 37. dat Beroius
beeldt een vergulde tong haa, omdat hy
(£00 men wil) de Grieken die konft eerft
geleert heeft.
Onder de Egyptenaars heeft ook de
groote köning' Sefoftris als een voor-
naam Starkundige uitgemunt. Hy , die
gantfeh Allen overwon, bragt een vloot
van vief honderd lange fchepen in ?t röode
meft,,. niet om te handeien, .(?tgeen de
Egyptenaars eerft lang daar na deden)
maar om andere landen te overheerichen.
Hy doorliep, zegt Strabo elders, ganfeh
Ethiöpieh , "over afdaar hy zyaoverwin-
nende
nendewapenen biagt, niet alleen eenko-
lpm oprechtende },. maar zoo Eufiathius
meldt, ook nette tafelen van zyne reizen,
.envan de ftrekking der overwonnen landen,
makende, ’tgeen zonder grondige
Star- en; Landkunde niet wel gefchieden
kon , behalven dat hy daar door ook den
Egytenaaren verder aanleiding tot die en
andere konften gaf. Immers deze tafelen
zyn lang daar na by de Scythen en Col-
cfiers (volkerea, die hy o o k overwonnen ,
en aan welke hy de zelve medegedeelt had )
bewaart gevonden, zoo Herodoot lib: II.
cap. 10A. getuigt. ; '
Zooaamge x\ftronomifche tafelen heeft
ook Democritus (Zoo Diogenes Laertius lib:
ix . zegt) di$ in ’tjaar der weereld 3490.
leefde, allereerft voor.verfcheide jaaren,
met aanwyzing van de Eclypfen, en van
de op- en ondergang der Starten, gemaakt j
waar na dan de oudfte waamemingen der
Grieken ontrent de beweging der Starren,
die van Callißhenes , Arißoteles leerling,
zyn, die de zelveop zyn bevel van Babel
na Griekenland overzont, en van welke
Hipparchus, die groote Starkundige, die
in ’t jaar der weereld 3700. leefae , en
meer andere na hem, zig met veel Vrugt
bedient hebben. '
Welker Gelyk nu de Ouden alleen kennis van
kennis, deze weinige ftarren, en daar door ter zee
by ftorm weinig zekerheid in *t ftellen van hunne
weCT d ^oei‘en gehad hebben , vermiß zy (ge-
zeeman611^ ^ breeder toonen zullep)
weinig hiet4 de minfte kennis van’t kompas had-
hielp. den, zoo kan men zeer licht begrypen j
in hoe groot een gevaar, envan noe bil-
lykevreeze zy zieh bezet gevonden hebben,
alszy, voomamelyk door ftorm en
duifterweer, watvandenwal afgeraakt,
die van hun nogbekende ftarren met meer
zagen, en dusop Gods genadeonder het
febulder der woedende winden , en ten
emef ftygende golven , met de uiterfte
onzekerheid enangft, zonder eens tewe-
ten, waarzy belanden zouden, maar henen
dreven. .............
Verfchei- Deze groote onzekerheid in het zeiien
de volke-o f roejen ter zee, enalditzidderen en beten
heb-ven voor de zeevaart en ’t bulderen der
zeevaart6 w^ en j waar van men by de Ouden leeft ,
toegelegt. neeft egter niet können beletten, datver-
fcjheide Volkeren zieh daar toe gezet, het
geheel en al ojT de zeevaart aangelegt,
zieh daar door zeer beroemt, en hun
vaderländ., zoo door den koophandel,
die zy fterk daar by voortzetteden , als
door ’t ontdekken en veroveren van veel
landen, bloejent enmagtiggemaakthebben.
Die van den ftam Sebulon, Gen. 49: tz.
vermits die zieh aan de haven der . zee ont~
bielden, gelyk ook die van Dan tnAfer^
Judic: f: 17. Die zieh op hunne fchepen ont-
hielden, fchynen my toe, van de oudfte
zee- en koopluiden geweeft te zyn.
Zommige houdendeCretenzenvoorde
oudfte endeftoutfte zeehelden, endatzy
daar door het meefterfchap van de Mid-
delandfche zee een geruimen tyd gehad
hebben.
Dat de Focenzers, die men wil dat Mar-
leille bouwden, envoor al ook deAthe-
nienzers, mede magtig ter zee geweeft
zyn, is af te nemenvan hunne vloot van
378 fchepen •, welke die van Xerxes by
Artemifiüm verfloeg: En tegen die van
Sparta bragten z y ’er over de 400 in zee.
Van ouds waren ook de Tyrrheners teruitvoeri-
zee v^rmaart, waar van de gantfehe Ita-gerbewys
lifche zee na hen de Tyrrneeniche ge- ^aar van'
naamt is. - . .. ,rv ,
De Libumi,een volk van Illyrien,’t geen
Jonien enveel eilanden in de Egeifche zee
veroverde, hebben zieh daar door mede
beroemt gemaakt, en zelf ook een zeker
maakzel van fchepen na hen Liburmca genaamt,
nagelaten.
Die van Rhodus waren mede op de
zeevaart by zonder a%eregt, enhadden in
de Middelandfche Zee Cen grooten naam
verltregen 5 gelyk ook die van Taphos,
van welken Homerus in het I. b.oek van
zyn Odyjf: f s 11 z. als van wajekere zeehelden
fpreekt, als hy daar van Mentes ,
Anchialus zoon zegt:
Mevrjji Ay-fciiMto ¿‘ctitpgeie; tv%apxti iirctt
ho 5, ecjctf Txipitiri QiXngtTftttd-a Maco-a *
dat is :
'kBen Mentes, en de zoon van een, die
word genaamt
Anchialus, een vorfi in kennis uitgelezen,
'k Gebie met oppermagt de taphiers, geprezen
Om hunnenvaarluß, envoor anderen be-
faamt.
Dus föeinde h y , als ervarene zeekuh-
digen ook zeer dikwilS dePheäciers, die
hy in ’t xiii. boelc van zyft Odyjf. f s 307.
met alleen in ’t gemein tbcttyxeg dyctvbi,
datis, dedoörlugtige o f beroemdePhea-
ciers noemt (gelyk ny die f s 170. ook we-
gens hünne fchoone fchepen pryft) maar
van Welke hy dan eens in zyn V . boek in
’t4Z4^s. en in ’txm.boek ^s 3p. ¿s vaii
^carjusaaL (piAygsT{JLOig, deriemziigtige
(dat is, de tot de zeevaart geneigde) Phe-
aciers, dan weer eens in zyn vm. boek f s
18p. en elders van hen fpreekt als van de
•PeuviUf toMftKgftfuty hxwi'kMtoi Htbgif'
dat is :
P headers, gewoon den langen riem ier zee
Te voeren , en beroemt de zeevaart wel; te
kenneh.
In Zyn Vi.böek fs zy z . enivt.Ipreektf
hy van de zelve, als van luideri die groote
kennis hadden van maften ,. riemen en
’t geen verder tot de fchepen behoort; be-*
halven dat hy in dit zelve vm. boek f S 247.
C Al^