
V o o R R E D E N.
Zommige dezer Re iz ig e rs, ten deelen hier door afgefchrikt, ten deelen
ook onbequaam | om zelf zoo keurlyk en cierlyk, als deze dertele eeuw
v e r e i f c h t t e fchryven, hebben het daaroin beter geoordeelt, hunne fchriften
aaa eenige der Geleerdfte Mannen over te geven, om daar van zulken opftel
t e maaken , als zy meinden te können volftaan , zoo om aan hunne begeerte,
van hunne Reizen en aanmerkingen ’er over aan de wereld mede te deelen, te
voldoen , als ook om voor andere niet bloot te ftaan , verzekert zy n d e , dat die
Mannen, die de pen voor hen opgevat hadden, in ftaat waaren, om hen te dek-
3ten.
Dit nu fchynt voor zoo verre wel eenigzins goed te zy n ; maar behalven dat een
M a n , die deze Reizen zelfs niet gedaan h e e f t, alle zaaken, to t het opftellen van
zulk een Reize noodig, zoo wel n ie t, als de Reiziger z e lf , w e e t, zoo is hy ook
doorgaans niet Taalkundig, ’tge en oorzaak is , dat hy de Taal van ’tL a n d , waar
over h y , fchoon anderzins nog zoo verftandig, fchryft, menigmaal zoo elendig ra-
braakt, dat een Taalkundige uit zulken befchryving, fchoon van een zeer Geleerd
M an , en anderzins keurlyk Schryver, opgefteld, zou moeten oordeelen, dat die
Scjiryyer, op wi.ens. naant zulk,_een Reisbefchryvingia ’tlicht k om t, o fn o itin d ie
Landen geweeft i s , o f dat h y , zoo hy die fl zelf bereisde, egter geen kennis ter
wereld van de Taal dier Landen gehad hee ft, en hiej.>mui u u s mct m ltaat geweeft
is , om alle de byzonderheden, to t een nette Reize vereifcht, by den Inlander in
zyn eigen T a a l, zoo als dat behoort, na te vorfchen.
Z u lk e , fchoon ook nog zoo net en cierlyk opgeftclde Relsbefchryvingen, können
geenzins de proeve van een Taalkundig oordeelaar doorftaan, en by aldien zulk
een W e rk deerlyk door zoo een niet Taalkundig opfteller mismaakt w o rd ,
fchoon de aanteekeningen, hem al van een Taalkundig Reiziger overgegeven, nog
zoo net in zieh zelven waaren , hoe veel elendiger moeten dan zulke Werken niet
zy n , daar en de Reiziger, en de Opfteller, beide even onbedreven in de Taalen der
L an d en , die zy befchryven, z y n , hoedanigeReisbefchryvingen ifc’erverffiheide
kenne, en daar men ’er egter maar ftout en bot op ingehakt heeft, zonder zig daar
eenigzins aan te kreunen.
Uit dit öntwerp ziet men dan klaar, dat het niet genoeg is,- d if men maar reisd,
en de Landen zoo maar doorlöopt, maar dat een van de aHereerft vereifchte zaaken
iw een Reiziger,-die vöorgenomeft heeft zyne Reizen in Glicht te geven, is, om
d&Taalea d te r Landen-, fie hy befchryven w il, te leeren, H daar d o d ffö t & de
aller-
V O O R R E D E N.
allerverborgenfte geheimkameren dier Inlanderen in te dringen, en om dus de we-
reldmet geen oude prullen envodden van anderen op tehouden, maar om hen met
zaaken, waar op men ftaat kan maaken, en waar in te gelyk iet fraais opgefloten
leg t, te verluftigenj van hoedanigen aard de Reizen van den Ridder Chardyn zyn,
en die daarom een Taalkundig Lezer ongemeen fraai moeten voorkomen , om dat
die Heer alle de hoedanigheden , hier toe vereifcht, volmaaktelyk b e z a t, en de
zelve alomme in zynewerken doetdoorftraalen; hoewel weinig Lieden in ftaat zy n ,
om daar over te oordeelen.
Om nu to t het W e rk , by my opgeftelt, te komen, het is z ek e r, dat alle Lieden
van kennis en opmerking zullen moeten bekennen , dat zy noic diergelyken opftel
van Ooftindien gezien hebben, behalven dat hier in een groote menigte van zaaken,
die men noit by anderen, veel min in die nette ord re , gelezen heeft, Voorkomen
zal.
Eerft zal men hier doorgaans een nette befchryving der L anden, daar na een ver-
volgend vertoogvän de zaaken, in yderI and voorgcvailen, en eindelyk een orden-
telyk berigt van de zaaken, tot den Gödsdienft behoorertde, ontfnöeten ; en daar
door -ital het wel können gebcuren dat men in zulken verhaal, o f in de aaneenfeha-
keEig der zaaken T ^ e fe e h ig e dingen even. eens., alszyby anderen voorkomen., Mer
mede lezen z a l ; doch dit kon niet anders vallen, om dat die zaaken, zoo gebeurt
zynde, ook niet wel anders konden voorgeftelt worden.
H e t verdere is echt en zuiver werk , waar van men by geen ander Schryver
eenige voetftappen z ie t, gelyk dit myn ganfeh Werk door ook zoo blyken zal.
Daar nu veele der voorige Schryvefs, om de bevoorens al aangehaalde redenen I
niet in ftaat waaren , om de naamen der Landen en Steden , waar over zy fchre-
v en , wel te noemen, o f net te fchryven, en te fpellen, om dat zy de Oofterfchei
en vooral de Maleytfche T aa l, en de Arabifche le tte r, Waar van zieh de zelve be-
diend , niet verftonden , daar zal men hier ’t ganfeh Werk door (zoo men maar
eenigzins in ftaat is om over die Taalen te oordeelen) doorflaande en overtuigende
bewyzen zien, die den Lezer in dezen ten vollen geruft zullen ftellem, dat ik die
Taalen in den grond verfta, en dat men dierhalveft n n niet meer behoeft te twyfie-
len (gelyk wel bevoorens) aan de regte naamen der plaatzen , en o f die’z o o , als
zy hier worden opgegeven, ook wel regt opgeftelt z y n .«
Wy hebben ook op verfcheide plaatzen getoortt, dat men verfcheide naamen ,'
na den aard der Maleytfche T a a l, geheel anders, dan hedensdaags by de onkundi-
* * - gen