
De Vla-
ming,
Belaft
Roos
Boetons
engte te
bczetten.
maar hy was door de forfche en hart- itjtf.
vogtige aanipraak yan de Flamingo en Dat zieh
door de laft, dien hy aan zyn volk gaf, aan Maa-
om op de minfte wenk vuur te geven da” jah
-(h geen hy uit de gebaqrden der Soldaa- ^erp[’ '
ten, die hun geweer duhbelt geladen,
en yder twee kogels in den mond hadden,
afnam) zo Jdeinmoedig geworden,
4 a t , hy zieh aanftonds gewilug aan ons
overgaf. Ook will hy Koning Mandarsjah
op dien tyd zo wei te believen.,
en na den mond te praten, dat hy* na de
Vlaming ’s vertrek ’er blyvende, hem
zedert met den Titel van Koning, in de
plaats van dien van Hertog, vereerde.
De Veldheer van daar na Batoy, en Vlamingt
Gapi, o f Bangay ( ’t geen niet verre van
de Xoela ’s legt) o f zellien mylen Noor-
delyker voortgczeilt zynde, liep onder
weeg Patoewo af* een dorp, daar de
Maeaflaaren gewoon waren nu en dan
wel te neftclen. Vorders viel daar riiet
veel voor, dan dat die van Bangay al
mede goed Macaflaars waren geworden,
hoewcl, volgens ’t berigt van dcnTer-
nataanfehen Goegoegqe* Doewani, en
den Zeevoogd, Colofino (die al zedert
O&oDer van ’s Koning ’s vloot agter
bleven) zy die Volkeren weer onder de
Ternataanfche Kroon gebragt hadden.
Ook was Mandarsjah's Ryksbeftier-
der, Doewani, zyn Koning door harde
winden, en llroomen, niet hebbende
können volgen, op Bangay aangeweeft,
alwaar hy alles vernielt, o f op de vlugt
gedreven, en verder beiloten had zyn
Vorft, waar hy ook zyn mögt, te gaan
opzoekenj maar door ziekte, en quaad
weder, veel volk verloren, en ’t telve
geen luft hebbende, om verder, dan
Xoela, te feheppen, was hy genoodzaakt
ook daar te blyven.
De Vlaming quam eindelyk mede op
Xoela Mangoli j dog met een enkele
Sloep, aangezien zyn Vloot t’eenemaal
verftroit was. Hy vond de Grooten
daar zeer ovethoop leggen, omdat Ko- .
ning Mandarsjah Ü gezag oveT.de krygs-
zaaken aan drie Ryks-Raaden, die de
een voor den anderen nergens in wyken
wilden, even gelyk opgedragen had 5
een zaak, die vry hoog geloopen zou
hebben, ten wäre het de Vlaming door
zyn tegenwöordigheit, en beter bevelen,
voorgekomen had } na welke verrigting
hy den 22lftn February weer in Amboina
gekomen is , aan Doewani op Xoela lall
gelaten hebbende, om met den Koning,
zo ras hy daar komen zoü, en eenige
Xoelaneefche Coracora ’s, na Boero over
te fteken.
Het lang agterblyven van Koning
Mandarsjah verhinderde de Vlaming in
verfcheide goede voornemens. Hy quam
egter
| M j
iSss* verdere wagt by de vaartuigen gebleven
was. Ons verlies beftondt maar in drie ,
©erzoonen , en eenige ligt - gequetften.
D o g de vyand had wel twee honderd
^ man, en daar onder hunnen Koning, en
J meeft al zyn zoonen , | verloren. Ons
Volk kreeg hier veel buit, wel drie honderd
vrouwen, enkinderen, die alle tot
Slaven gemaakt, en aan den krygs-knegt,
om hen te meer tot ftoute ondememm-
gen aan te moedigen, gefchonken wier-
aenj ook zou die . buit vry grooter ge-
vallen hebben, zo zy niet ,te voorbarig
met alles te verbranden geweeft hadden.
’s Vyands ’s vefting aldaar was een hegt
lleene werk , met zeven rondeelen, en
muragien, van v y f vadem hoogte, voor-
zien j welke na de verovering geilegt }
dog, kort na dat wy dit dorp verlaten
hadden, van den vyand, met veertig
Macaflaarfche vaartuigen, veel fterker,
dan te voren op eeli andere plaats her-
bouwt, en zodanig verfterkt wierd, dat
het den onzen onmogelyk was, dat neft
we.êr in te krygen, alzo zy de rivicr met
boomen toegefloten hadden..
Dierhalven vond de Veldheer goed,
den iSdcii dier maand het met elfiche-
pen, en Tinggans, mitsgaders agt Gora-
cora ’s , Waar op de Molukfehe Köningen
zieh onthielden , na Cclebes Ooft-
kuft te wenden, en, waar ’t mogelyk,
de Maeaflaaren aldaar, zb zy weêr uit
Tiboro loopen mogten, waartenemenj
buiten dat Roos ook in lail had, om de
Straat van Boeton tot in April met vyf
fchepén, en twee Sloepen, bezet te
houden. Dog terWyl Roos met alle
| kreken in en uit te loopen, bezigwas,
zo konden drie van zyn vaartuigen, waar
op de onder-Höplieden Keler, François
Reimerszen, en Albert de Koning, .waren,
niet volgen, alzo zy aan den grond ge-
raakt waren5 weshalven h y , daar niet
na könnende wagten, hen' maar belaftte,
zo ras zy weêr vlot waren, na de over-
kuft van Celèbes te fteken, en hem daar
te wagten. Z y , deze laft opvolgende,
ontmoetten onderweege veertig Macaf-
iäariche vaartuigen} maar deden, onver-
mogend zynde, niet anders,. als hen
maar na te oogen, om te zien, waar zy
mogten belanden} ’t geen voor de Vlaming
van veel aangelegenheit was, die de
zelve in Tiboro ’s rivier, welke zy in-
liepen, bezetten liet, terwyl hy zelf met
komtop Mandarsjah na Tamboeko ftevende, dat
Tara- P nu onder Ternate behoorde.
bocko. Ovèr dit geweft voerde een Sengadji,
of Hertog, ’t gezag, welken de Vlaming
ongemoeit lie t, vermits hy zieh aan
Koning Mandarsjah onderwierp , niet-
tegenftaande hy wel zes maal zo veel
Volk, als de Veldheer, by zieh had}
I 165 f. egter ciödelyk den 2yften Maaft op Xoela
Man- ■ Beli, en wierd by brieven van de Heer
darsjah de Vlaming verzogt, itiet zyne magt nog
na Am- eens jjj Amboina by hem te komen, om I
ontbo- re zien, o f hy door zyne tegenwbordigden.
heit, en minnelyke voorilagen , zyn
onderdaanen bewegen kon, de Muiters
te verlaten , tot hunnen Koning weder
te keeren, en de Maeaflaaren aan ons
over te leverem De Vorft, en"zyn
Ryksbeftierder, hadden daar niet tegen}
maar de andere Grooten hadden daar
geen zin in. Evenwel bewoog Mandarsjah
hen, om na Boero over te fteken,
mits, zo men den Veldheer daar
niet vond, dat men dan na huis ftevenen
zou. Op Boero gekomen, en de Vlaming \
van hen daar niet gevonden zynde, had
hy veel moeite, om hen te bewegen tot
verder te feheppen. 2
De Koning dan zag, dat z y ’t goed-
willig niet.gezind waren} weshalven hy
»t hen uitdrukkelyk belaftte. Zy waren
zo- ras niet in den bogt van Cajeli gekö-
men, o f hy kreeg eenige Boeroneefche
Hoofden , nevens eenige gezanten van
Kimelaha Hafi, zyn Stadhouder over
Boero, by zieh, de welke den Koning
bekent quamen maken, dat Haß, be-
floten had , tot den Koning af te komen,
zieh voor hem te vemederen,
en honderd Macaflären, daar in de rivier
leggende, aan hem over te geven}
verzoekende alleen, dat de Koning
wat van de rivier affcheppen, en hem
zo gelegenhcit geven wilde, om in ’t
geheim , en buiten kennis der Macaf-
iaaren, met hem alleen te fpreken, en
dus zamen, hoe men ze alle in de val
krygen zou, te overleggen. Maar hoe
gelukkig was deze Koning, dat die
geheime zamen-fpraak geeri voortgang
nam: want na allen fchyn, uit het ver-
volg gebleken, zou hem die valfche
aanbieding zeer duurgeftaan, en mogelyk
wel zyn leven gekoft hebben. Een
zaak, die wy wat hooger moeten op-
haalen.
N. i De Prins Calamatta, ’s Köningsbroe-
afiaUan der, had, by ’t open raken van de Boe-
Cala- toniche Kroon zieh zelven vaft verbeeldt,
matta. dat 2yn broeder hem daar Koning gemaakt,
en hy daar in voor alle anderen 1
den voorrang gehad zou hebben.
Dit hem ontfehoten, en ’s lands Rich-
? or" ter daar toe verheven zynde, zo meende
¿Tzch*. hy van fpyt woedende te worden-, oor-
deelende, dat en zyn broeder, en de
Heer de Vlaming, hem daar by groote-
lyks verongelykt hadden. Hy had in
zyn gedagten wel een grooten misilag:
want fchoon dit ryk, al voor een menig
te van jaaren een Ternataanfch leen was,
zo ftond de vrye keur, van een Koning
na hun zin te ftelTen, egter aan de Ryks- iöjj.
grooten, en de Koning van Ternate had
geen ander deel in die .verkiezing, dan
dat hy, «1 de Veldhfeer, doof'hunne
Gemagtigden , dezen gekoren Koning
beveftigden, en hem als goed-keurden.
Hoe weinig fchuld nu Konihg Mandarsjah
hier in had, Zo had dit egter
niet belet, dat- Calamatta, : Zieh voor ecrt *
tyd wat in zyn woede -bedwingende,
nögtanS vòlftrekt vóorgenomen Had, dit
by een beter gclcgenheit aan zyn broeder
te w r e e te n d ie n Vorft van kant te
helpen, en zieh zelven nog eens tot
Koning van Ternate op te wérpen. Hy
wrokte' dan met de zynen, dog zo geheim,
dat men daar niet het minfte vari
ontdekken kon \ houdende zi'ch zelven
veel vriendelyker, dan anders, om by de
minfte gelègenheit, die zieh qpdoeri
mögt, zyn fchelmftuk uit te voèren.
Öndertuflthen Was ’er op Xoéla iets
voorgevalleh, *t geen dit zyn voornemen
zeer begunftigt, en dè eérfte aähleiding
daar toe gegeven heeft.
Tuflchen Doewani, en den Prins Colofino
was over ’t voeren van ’t gezag ge-
fchil gerezen. Dit was wel eenigzins
door den Veldheer weggenomen} maar
egter had'de Prins Calàmatta hét onder
de Makjanders , die wel den grootften
hoop uitmaakten, en die van oudsher
Doewani zeer haatten, zo levendig weten
te houden, dat zy zedert dien tyd met
hem aanfpanden, en vaft befldten hem
aan de Kroon van Ternate te helpen ,
en, om daar toe te geräken,by de eerfte
gelegenheit Doewani, en daar na ook
Koning Mandarsjah, den halste breken.
Van al deze aanflagen was de Koning De Ko-
onkundig, en daar Öp’ van Xoela na n'og, by
Boero òvergeftéken, zag hy ook eenige op
onwilligheit in verfcheide Grooten, maar Boero,
had geen andere gedagtert, dan dat die in groot
alleen uit verlangen, om fpoedig weér SCViar*
te huis te zyn, iproot.
Zo ras nu was de Koning daar niet
aangekomen, o f hy wierd door de Boe- .
roneefche Orangkaja ’s , en de gezanten
van Hafi, tot het voornoemt morideling
gefprek uitgenoodigt, ’t geen na allen
ichyn van den Koning zou aangenomen,
en daar op dan de befte gelegenheit ter
wereld, om hem van kant tè helpen,
gevolgt zyn, by aldien de al te driftige
Calamatta zyn vergifte wraake tegen
Doewani maar een weinig tyds-had kon- ^7
nen uitftellen ) maar dit moeft | na he^
ichynt, zo niet wezen, om den Koning,
die anders zekerlyk om hals geweeft was,“
te behouden. r Calamat-
Calamatta zieh dan te veel in zyn ta ’s oa-;
wrake tegen Doewani kittelende, eri
zieh niet langer könnende,bedwingen, ¿en Ko-
R r z liet ning.